Toevallig kreeg ik het in handen, in verband met een onderzoek waar ik aan werk: een lijst uit 1680 met alle huishoudens van het Zuid-Hollandse dorp Ridderkerk, gelegen op het eiland IJsselmonde.
Alle 265 huishoudens staan heel precies beschreven, hun samenstelling, het beroep van de volwassenen en ook iets over hun economische omstandigheden. Dit alles opgesteld door de schout en schepen om te zien wie er de zeepbelasting zou kunnen betalen en wie rijk genoeg was om in aanmerking te komen voor de herenbelasting, ook wel de dienstbodenbelasting.
Met dat laatste was men in Ridderkerk gauw klaar. Er waren slechts 18 huishoudens die gerekend werden tot de ‘capitalisten’ zoals dat toen al genoemd werd. Zij betaalden een vermogensbelasting voor het bezit van meer dan 2000 gulden. Daarnaast waren er nog eens 21 ‘halve-capitalisten’ met een vermogen tussen de 1000 en 2000 gulden.
De rest van de kleine gemeenschap had geen kapitaal. Het waren boeren, arbeiders, vissers, ambachtslieden, landarbeiders. Onder hen heel veel arme mensen die nauwelijks rond konden komen. Ridderkerk was bekend vanwege de vlasteelt er die tot het midden van de 19e eeuw domineerde. Het was een dorp met een hele kleine elite en heel veel zeer arme mensen.
Er werd, zo blijkt uit de lijst, in 1680 ook al gekraakt. Enkele voorbeelden:
Trijntie, sijnde een arme weduwe die bij de bode in een kleijn kamertie haer behelpt en niet is hebbende dan tgeene sij nacht en dagh met spine is winnende.
Mr. Aelbert Sluijter, chirurgijn die sich selven behelpt tot ondehoudinge van sijne huijsvrouw en vijf kinderen en een leerjonge met deselve konst.
Edmondt Dircxs Kunst, en sijn huisvrouw geneert hem met vlassen tot onderhoud van sijn vier kinderen en komt sodoende sooberlijck aen de kost en heeft sijn broeder bij hem in de kost die hem behelpt.
Arjen Arijensz Reusel, sijnde een persoon die alleen woont en heeft weijnigh om af te leven.
Pieter Pieterse, en sijn huijsvrouw hebbende vier kinderen benede de acht jaeren, sijnde een arbeijder en niet anders als hij dagelijx int velt wint.
Hermanus Meijer, meester cleermaeker houdt een knecht tot behulp van sijn cleermaeckerswinckel.
Bastiaen Zoeteman, houdt eenige melckkoeijen met een meijt.
Gerrit Jansse van Straelen, sijnde een arbijder die weijnigh kan winnen tot ondehoudt van seijn vrouw en kindt. Hij is getrocken in een ledigh huijs daer hij voor niets in woont.
Bron: ‘Ridderkerk in de Gouden eeuw’ een uitgaven van Stichting Oud Ridderker1988.
Zouden ze nu in die tijd zo gek zijn geweest hun goud te specificeren zodat ze belasting moesten betalen ?
Ik weet van iemand wiens grootouders van de armenzorg leefden, dat was dus ergens in de vijftiger jaren van de vorige eeuw, dat als de armmeester gezien werd de koffiepot werd verstopt, koffie was een luxe, als die luxe werd gezien ging de uitkering omlaag.
LikeLike
Het was toen natuurlijk ook al heel moeilijk om iemands vermogen en inkomsten vast te stellen. En ook toen werd er al gesjoemeld. Men stelde vast wie een knecht of een dienstbode had; hoeveel land men had. Er was veel meer sociale contole, iedereen kende elkaar, de schout en schepenen die de belasting inden, woonden ook gewoon in het dorp.
LikeLike
Bijzondere vondst. Met interesse doorgelezen.
LikeLike
Inderdaad, vooral de beschrijving:
” Bastiaen Zoeteman, houdt eenige melckkoeijen met een meijt.”
trof mij in het bijzonder.
LikeLike
De Gouden Eeuw was een mooie eeuw voor de regenten en de volgende eeuwen zouden dat ook zijn. Misschien hooguit 10 % van de bevolking, terwijl de rest crepeerde. De echte gouden eeuw kwam pas na WO II . Je zou als gewone burger toch echt niet willen ruilen met een van je voorvaders, die in die “gouden eeuw” meest waarschijnlijk tot die arme massa behoorden. Nu hebben we al 50 tot 60 jaar een echte gouden eeuw !
LikeLike