Avontuur op Lesbos

Er was in 1966 nog geen vliegveld op het eiland. Je ging toen nog met de boot vanuit Piraeus naar Mytilini, de hoofdstad van Lesbos, dat duurde een nacht. Aan boord leerde ik Klaus en Maria-Pia kennen. Hij kwam uit Oostenrijk, zij uit Italië, onder elkaar spraken ze een mengeling van Duits en Engels. Klaus had gehoord dat je op Lesbos het best naar Molyvos kon gaan, een mooi, rustig stadje in het noorden. We deden het nog zonder Lonley Planet.

Er stond een bus klaar en jongens sjorden onze rugzakken op het dak. Na een lange, hobbelige tocht arriveerden we aan de rand van het stadje dat tegen een berg is opgebouwd, bekroond met een grote burcht. Er was nog maar één hotel dat nog niet eens helemaal was afgebouwd – voor ons veel te duur. Bij de bus stond een stevige blondine, zij wàs de Molyvos Tourist Information. Ze stuurde me de trappen op, het stadje in. Een jongetje droeg mijn rugzak en wist waar hij me naartoe moest brengen.  ‘You must give the boy some money, but not too much’, zei ze nog.
Ik logeerde in het huisje van een vissersweduwe en betaalde twee gulden per nacht. Klaus en Maria-Pia hadden een grote kamer in een deftig koopmanshuis beneden aan de haven.

Molyvos, ook wel Methymna, was beroemd omdat hier vroeger kunstenaars uit Parijs kwamen, in de jaren dertig was er een zomerdependance van de kunstacademie. Na de oorlog waren de schilders niet meer teruggekomen. Wel waren er aan het smalle straatje omhoog veel restaurantjes en koffiehuizen, altijd voorzien van een klein balkon met uitzicht op zee. ‘s Morgens nam ik mijn ontbijt – koffie met baklava – op het ene terras, in de namiddag dronk ik retsina op een ander terras, aan de haven of aan het strand. In de middag hield ik siësta of ik zat te lezen op de koele binnenplaats van het grootste restaurant van het stadje, waar de baas 78-toeren platen draaide met klassieke muziek.

Baratzeartea, een Baskisch avontuur van Johan Daisne las ik, een roman die ik niet begreep, maar die me wel boeide. Het was vaak erg warm en dan was het heerlijk om te gaan zwemmen. Het was ’s middags rustig op het strand. De gasten van het nieuwe hotel zochten liever het zwembad op. Ik lag lekker te lezen in de schaduw toen een wat oudere heer in een klein wit zwembroekje een paar keer langs liep. Hij voeg of ik mee ging zwemmen. Dat deed ik. We stoeiden wat in de branding en van het een kwam het ander. Hij kon goed zoenen. Oskar was een chemicus uit Basel en logeerde met vrouw en zoon in het nieuwe hotel. Ik had ze als eens gezien bij het boodschappen doen. Aardige mensen.

Die middag meerde een grote boot aan in het haventje met een echte filmploeg aan boord. Ze waren bezig met opnamen voor een Griekse film en dat trok natuurlijk veel bekijks. De man die alles regelde zocht toeristen die wilden figureren; er zouden die avond opnamen worden gemaakt in het hotel, als beloning kregen we een maaltijd aangeboden. Met Klaus en Maria-Pia, in een fris gewassen overhemd, kwam ik aan bij het hotel. Op een klein podium dansten we steeds opnieuw op zachte rockmuziek. De regisseur vond dat we vooral erg gek moesten doen. Wat lacherig deden we ons best. Voor we te eten kregen werd er nog een scene gedraaid waar ik niets van begreep. Ik liep naar de grote hal waar ik mijn minnaar van die middag zag zitten. Het was beslist een mooie man, met een klein baardje en donkere ogen. Ik liep naar hem toe om hem te begroeten, maar juist op dat moment stond hij op en liep weg.

De volgende ochtend ging ik met Pavlos, de plaatselijke huisarts, mee naar een aantal dorpjes verderop langs de kust; over land kon je er alleen komen via smalle, gevaarlijke ezelpaadjes; wij namen de boot. Het was er vooral armoedig, veel kapotte huizen. ’Nog van de oorlog’, zei de Pavlos. ‘Er is hier veel gebeurd.’ Hij bezocht een aantal gezinnen; ik wachtte in de schaduw van een oude olijf. Op de terugtocht naar Molyvos aten we sardientjes aan boord.
Toen ik naar mijn kamer bij de weduwe wilde lopen, zag ik nog net de bus van vijf uur klaarstaan, de enige verbinding met de hoofdstad. Mijn Zwitser stond met vrouw en zoon klaar om in te stappen. Hij keek even naar me. Ik zwaaide, maar hij zwaaide niet terug.

Over Wllm Kalb

schrijver, lezer, docent - focus: taal, geschiedenis, fotografie, Duits(land), muziek en films uit de jaren '20 - '50
Dit bericht werd geplaatst in Feiten en meningen, schrijven en getagged met , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

6 reacties op Avontuur op Lesbos

  1. gruttepier zegt:

    Ik dacht dat er zlefs twee vliegvelden waren, maar beide militair.

    Like

  2. Gert-Jan zegt:

    “Vervelend hoor!” Had ik me voorgenomen dit jaar maar eens niet op vakantie te gaan naar Griekenland, begin ik nu na het lezen van dit leuke stukje toch weer te twijfelen…Samen met mijn vriend ben ik al weer in 1995 (de vorige eeuw dus!) naar Lesbos geweest en daar verbleven we in Molyvos en Mytelini. Ook in kamers die door particulieren worden verhuurd. Door de economische crisis en de onzekere toestand in Griekenland wilden we dit jaar Griekenland maar eens mijden.. Maar doen we daar als verstokte Griekenlandgangers wel wijs aan…? Nu weet ik het niet meer. Lesbos staat wel op ons lijstje om weer eens terug te gaan..

    Like

  3. Dit verhaal is haast even mooi als Griekenland.

    Like

Plaats een reactie