De scenarioschrijver die nog stof zoekt voor een mooi drama over royals kan zijn hart ophalen aan het verhaal van prinses Louise van België (1858-1924), de dochter van de Belgische vorst Leopold II.
Haar broertje Leopold, de beoogde troonopvolger, stierf al op negenjarige leeftijd aan een longontsteking nadat hij in de vijver van het paleis was gevallen. Nog maar net 16 jaar werd Louise uitgehuwelijkt aan een oudere achterneef, prins Philip van Saksen-Coburg Gotha.
Het huwelijk van de nauwelijks voorgelichte Louise vond plaats in Brussel. In de huwelijksnacht vluchtte de prinses uit de bruidssuite naar de kassen van het paleis; een lakei vond er de totaal overstuur geraakte jonge bruid. Pas na heel veel gesprekken en bemiddeling van haar moeder keerde ze naar haar achtgenoot terug.
Enige jaren schikte Louise zich in haar lot. Ze kreeg twee kinderen: Dorothea en Leopold. Het paar vestigde zich aan het keizerlijk hof in Wenen; haar moeder was een Habsburgse aartshertogin en kende daar alles en iedereen. Haar echtgenoot vermaakte zich met affaires; zijn enorme kapitaal zorgde ervoor dat Louise een weelderig leven kon leiden en ze flirte veelvuldig met haar zwager, kroonprins Rudolf. Deze knappe man was getrouwd met haar zusje Stephanie en zou in 1889 samen met zijn geliefde, barones Vera von Vetsera, een tragische dood vinden op slot Mayerling. Ook met de jongere broer van haar man, Ferdinand van Saksen-Coburg, de latere koning van Bulgarije, begon ze een affaire. Het echtpaar leefde inmiddels niet meer samen, de reputatie van Louise sleet meer en meer. Philip weigerde nog langer haar schulden te betalen. Schuldeisers drongen zelfs haar suite binnen, namen als compensatie kostbare goederen mee, zelfs de paarden van haar koets werden in beslag genomen.
Na 1887 mocht ze zich niet meer laten zien aan het Weense hof. Ze was toen een relatie begonnen met graaf Geza von Mattachich-Keglevich (Kroatisch: Mattacic), een Kroatische officier uit het Oostenrijks-Hongaarse leger. Biografen betwijfelen of hij wel een echte graaf was. In Oostenrijk strooide men gemakkelijk met titels, waarschijnlijk was hij een landjonker met een nederige titel, zoiets als ons predicaat ‘jonkheer’.
Het paar zwierf door Europa, bezocht luxueuze badplaatsen en gaf ongelooflijk veel geld uit. Louise rekende zich rijk, ze meende een deel van het grote vermogen van haar vader, verdiend in zijn Congo-Vrijstaat, te zullen erven. Maar die droom zou niet uitkomen, Leopold II vermaakte alles aan de staat.
In 1898 wilde de keizer een einde maken aan deze toestand, prins Philip moest Mattacic uitdagen voor een duel, op die manier kon Philip zijn rivaal eervol uit de weg ruimen. Maar het liep niet goed af, Philip raakte gewond en Mattacic vluchtte naar Kroatië.
Ook Louise kwam dat jaar in de problemen, ze zou een valse handtekening van haar zuster Stephanie hebben gebruikt om geld lost te krijgen. Ze werd gearresteerd en in opdracht van de keizer opgesloten in een inrichting, eerst in Wenen, later in de buurt van Dresden. De prinses werd onder curatele gesteld en mocht niemand meer ontvangen.
Ook Mattacic werd vastgezet en wegens oplichting veroordeeld tot zes jaar gevangenschap. Hij werd echter in 1902 vrijgelaten. Hij schreef zijn memoires en keerde zich tegen de Oostenrijkse monarchie.
In 1904 mocht Louise een kuur volgen in Bad Elster. Daar werd ze ‘bevrijd’ door Mattacic en enkele helpers. Het lukte het paar om naar Frankrijk te vluchten. Van daaruit voerde Louise verschillende processen om onder de curatele uit te komen, in 1905 lukte dat ook.
Het huwelijk van Philip en Louise werd in 1906 officieel ontbonden. Dat was een grote schande voor een katholieke prinses! Haar ouders verstootten haar, ze mocht zelf België niet meer in. Ook haar kinderen keerden haar de rug toe.
Na de dood van haar vader in 1909 voerde ze jarenlang een hevige strijd om tenminste een deel van zijn vermogen in handen te krijgen. Uiteindelijk kreeg ze, samen met haar zusters, 12 miljoen Belgische francs. Daarmee kon ze het voorlopig even uithouden. Ze woonde afwisselend in Frankrijk en Wenen. Mattacic steunde haar nog wel, maar besteedde ook veel tijd aan zijn andere geliefde, Maria Stöger.
De Eerste Wereldoorlog onderbrak deze rustige periode. Mattacic werd gearresteerd en vastgezet in de buurt van Boedapest. De prinses werd uit Oostenrijk verbannen, ze vluchtte en kwam in de roerige tijden na de val van de keizer in 1918 terecht in Hongarije. Daar werd ze door bolsjewieken gearresteerd, ze dachten dat ze spioneerde in opdracht van de Oostenrijkers. Ze werd zelfs ter dood veroordeeld. Zes dagen zat ze gevangen in een dodencel en hoorde hoe anderen op de binnenplaats van de gevangenis werden geëxecuteerd. Op het laatste moment werd ze door opstandelingenleider Bela Kun vrijgelaten.
In Wenen herenigde ze zich weer met Mattacic; ze woonden in het befaamde Parkhotel Hietzing tot ze eruit gegooid werden omdat ze de rekeningen niet meer konden betalen. Ze gingen naar Parijs. Ze schreef haar memoires, Autour des trônes que j’ai vu tomber, het boek had een beperkt succes en zorgde ervoor dat ze weer wat geld kreeg. Mattacic stierf in 1923. Louise trok verder naar Wiesbaden, waar een achternichtje zich over haar ontfermde. Daar stierf ze in 1924, arm en eenzaam. Haar graf is te vinden op het Südfriedhof.
Zie ook: http://wp.me/p1MauM-gY Koningsdrama in Servië
Bronnen:
Throne, die ich stürzen sah. Almathea, Wien, 1926
My own affairs, by the Princess Louise of Belgium. Cassel, London 1921
Autour des trônes que j’ai vu tomber Albin Michel, Paris 1921
Geza Mattachich: Folle par raison d’état: la Princesse Louise de Belgique; mémoires inédits/Géza Mattachich. Paris 1904
Geza Mattachich: Aus den letzten Jahren Memoiren von Geza Mattachich. Kultur-Verlag, Leipzig 1904
Als mijn geschiedenisleraar vroeger op zó’n manier had les gegeven…
Geweldig fascinerend!
LikeLike
Heb nog schilderij van Louise geschilderd door Leon herbo
LikeLike
Is dat schilderij ook ergens op het internet te vinden?
LikeLike