Het begon allemaal zo mooi met de oprichting van woningbouwverenigingen: goedwillende rijke burgers en de leden zelf legden geld bij elkaar om degelijke woningen te bouwen voor de arbeidende klasse. Vernieuwend bouwen, gezonde woningen met veel licht en lucht.
De meeste van die verenigingen waren gebonden aan een van de zuilen. Ze hadden prachtige namen: Eigen Haard, Beter Wonen, Bergopwaarts, De Dageraad, Patrimonium, De Goede Woning, Sint Jozef, Bouwfonds handwerkers Vriendenkring.
Na de Woningwet van 1901 steunde de overheid de woningbouw met leningen. Er kwam meer regelgeving en toezicht, maar tot in de jaren ’80 waren de woningbouwverenigingen, stichtingen en coöperaties baas in eigen huis.
Maar daarna ging het snel. De overheid trok zich terug De verenigingen moesten geld lenen op de kapitaalmarkt en verzelfstandigen. De huurders hadden steeds minder te maken met de grote ondernemingen die door fusies ontstonden, de bestuurders werden projectontwikkelaars.
En nu komen de feiten boven tafel. Geld dat over de balk werd gesmeten, projecten die leidden tot grote mislukkingen, frauderende bestuurders.
Hier en daar zie je nog een mooie gevelsteen in een tuindorp, gebouwd in de jaren twintig van de vorige eeuw, bijvoorbeeld ‘Ons Belang’ in het Rode Dorp in Baarn. Maar ons belang werd hun belang, de grote glazen kantoorpanden langs de snelweg. Idealisme komt niet meer voor in het vocabulaire van bestuurders en verhuurders.
http://www.dickblogt.nl/een-staaltje-hebzucht-en-onkunde/
LikeLike