Joost Prinsen was de laatste gast in ‘Sterren op het doek’ De sympathieke zeventiger, acteur, tv-presentator en zanger, schreef een aantal jaren geleden een aardig boek over zijn bezigheden, zo vertelde hij, titel: De scharrelaar.
Hij rommelt maar wat aan, zo vertelt hij, pakt hier en daar nog een toneelrol mee, doet wat televisie, schrijft, houdt lezingen en bemoeit zich veel met zijn kleinkinderen. Aan dat scharrelen van Joost Prinsen zit niets minderwaardigs, scharrelen is verheven tot een levenskunst.
Grappig woord dat ‘scharrelen’. Al iets minder positief klinkt ‘een scharreltje’: een vriendje of vriendinnetje waar je wat mee rommelt, niet echt serieus, maar wat nog niet is, kan nog komen.
Ik meende dat scharrelen van oorsprong een Jiddisch woord was, maar dat is niet zo. Dat geldt echter wel voor ‘sjacheren’ dat via het Duits bij ons is gekomen. Dat betekent zoiets als ‘minderwaardige handel drijven, afdingen’; in het West-Jiddisch betekent ‘sachern’ gewoon ‘handel drijven’, zonder bijbetekenis. Dat het woord is ‘afgezakt’ in betekenis, zegt iets over de positie van Joden in onze contreien.
We kennen dus wel scharreleieren, maar geen sjachereieren.
Tja, woorden veranderen in de loop van de tijd vaker van betekenis, of van sfeer…
LikeLike
Dat scharrelen van artiesten heet ook schnabbelen en dat zal vast wel Jiddisch zijn. Het mooiste van Prinsen vind ik het voordragen van dat Wilmink gedicht (?) Ali Ben Libi, Goochelaar.
LikeLike