Rond de kerstboom, opgetuigd met echte kaarsjes zaten vader en moeder, hun twee fris gewassen zonen en in haar eigen stoeltje zat de kleine Astrid. Verder waren er opa en oma natuurlijk en er was tante Olga. Zoals elk jaar was ze weer naar het gezellige doktershuis gekomen met een tas vol cadeautjes. Olga was de oudste zus van vader en ze woonde op kamers in Amsterdam. Moeder mocht haar niet zo, je kreeg geen hoogte van haar, vond ze. Nu ook weer. Ze zat er wel bij in haar donkere japon met fraai borduurwerk rond de hals, maar het leek of haar gedachten elders waren. Ze staarde maar naar de kaarsjes in de boom, nam nauwelijks deel aan het gesprek. Toch was ze altijd aardig en attent, ook nu had ze de cadeaus met zorg uitgekozen.
De kinderen mochten nog even opblijven. De radio had mooie muziek en oma kwam binnen met de koffie, voor de kinderen was er warme chocolademelk. Peter, de oudste, mocht de kerstkransjes ronddelen. ‘Dank je vent’, zei Olga en stak het kransje in haar mond, zonder de jongen aan te kijken.
Wat weten we eigenlijk van haar, dacht moeder, terwijl ze een kopje koffie van het blad nam. Olga werkt al jaren op een notariskantoor in Amsterdam, maar nooit vertelt ze iets over haar privéleven en ook niet over haar werk. Ze vroeg er ook niet naar, ze wist niet wat ze vragen moest.
Oma deed nog een spelletje met de jongens en moeder bracht Astrid naar boven. Olga kwam naast haar broer zitten. ‘Zo Olga, we zijn blij je weer hier te zien. Hoe is het toch met je?’
‘Ach, wat zal ik zeggen … goed, ja hoor, het gaat heel goed met me.’ Ze stak een sigaret op, Miss Blanche. Oma vond nog steeds dat een dame niet hoorde te roken, maar dat had ze nooit durven zeggen tegen Olga. Wel tegen haar dochter en die rookte dan ook nooit als haar moeder in de buurt was. Oma keek nog eens naar Olga. Ze was mooi, maar niet gelukkig.
‘Ja zusje, het is maar goed dat je indertijd zo veel geleerd hebt. Nu heb jij tenminste een goede baan. Je zult het wel druk hebben gehad deze weken.’
‘Druk?’ Er verscheen een glimlach om haar lippen. ‘Ja erg druk. Gelukkig wel. Ik houd niet van die stille tijden, als de klok de tijd moet wegtikken. Maar Sjoerd, zo’n goede baan heb ik niet hoor, het is maar een klein baantje met een bescheiden salaris.’ Ze glimlachte weer toen ze dat zei. Sjoerd keek enigszins verbaasd naar de grote diamanten ring aan haar linkerhand. Die had hij nooit eerder gezien.
Olga stond op om de kopjes naar de keuken te brengen. De jongens werden aan de eettafel voorgelezen door oma. Sjoerd en zijn schoonvader maakten zich klaar om een spelletje schaak te spelen. Moeder ging net op de divan zitten toen de bel ging. Vader ging naar de vestibule om open te doen. Even later kwam hij terug en zei zachtjes: ‘Olga wil je even komen?’ De anderen in de kamer zwegen en keken allemaal naar Olga die opstond en met vader meeliep naar de voordeur. In de kerstboom begon een van de kaarsjes scheef te hangen en het scheelde niet veel of een van de takken stond in brand, grootvader greep net op tijd in.
Vader kwam terug en de anderen keken hem allemaal vragend aan. ’Wat is er?’, fluisterde moeder. ‘Er is een man, die moest haar dringend speken. Ze zitten in de hal. ‘Nou ja, wat bespottelijk’, zei moeder direct. ‘Op kerstavond nog wel. Wat is dat voor iemand?’
‘Een meneer, een keurige meneer uit Amsterdam’, zei vader zacht. ‘Wat zou die van haar moeten?’ vroeg ook oma zich verbaasd af. ‘Zou ze eindelijk een vrijer hebben?’ ‘Kom, kom, laat haar nou maar,’ zei vader sussend, ‘het zal heus wel dringend zijn.’ ‘Ik stuur de jongens nog niet naar boven hoor zolang Olga nog in de gang zit met die vreemde vent, laat ze maar even wachten.’
Nu begonnen ook de jongens zich ermee te bemoeien ‘Wat is er met tante Olga? Wat gaat tante Olga doen?’ Ze hoorden hoe iemand de trap opliep. ‘Ssst, ze gaat naar boven’, zei oma. ‘Alleen?’ vroeg moeder, ‘of gaat die vent soms ok mee?’ ‘Stil toch’, zei vader streng, ‘ze kunnen ons horen.’
Even later stond Olga in de deuropening, haar koffertje in de hand. ‘Neem me niet kwalijk. Het spijt me heel erg, maar ik moet direct terug naar Amsterdam. Een hele goede vriendin van me is plotseling erg ziek geworden, die heeft gevraagd of ik naar haar toe wil komen. Ik kan met deze meneer meerijden naar Amsterdam. Ik vind het heel naar dat het zo loopt. Het spijt me Sjoerd .. ‘Moet je nu al weg, kom nog even zitten’ nodigde Sjoerd haar uit. ‘Nee echt niet, we hebben haast. Tot ziens allemaal en… prettig kerstfeest.’ Ze hoorden de voordeur dichtslaan en even later reed een grote donkere auto de oprit af.
Toen ook de jongens naar boven waren barstten de commentaren los. Moeder vond het een schandaal. Ze had altijd al geweten dat er iets heel vreemds was aan die Olga. Nu was toch maar gebleken dat er iets niet deugde. Dat smoesje van die zieke vriendin, dat geloofde toch geen mens. Vader probeerde de zaak te kalmeren, maar ook hij wist niet wat er aan de hand was.
En zo bleef er tijdens het kerstdiner de volgende dag een plaats open.
Toen Sjoerd Tjepkema op Nieuwjaarsdag naar Amsterdam reed, had hij nog geen vastomlijnd plan. Hij zou zeker zijn oude studievriend Frits gaan opzoeken die hij lang niet had gezien. Maar hij wilde ook bij Olga langs gaan, maar het leek wel alsof hij bang was om die stap te zetten. Toch parkeerde hij zijn Citroën op de Binnenkant waar Olga op kamers woonde. Hij belde aan, maar er werd niet open gedaan. Hij probeerde het nog een keer, na een tijdje deed de hospita open, een wat oudere dame die verbaasd vroeg wat hij wilde. Toen hij vertelde dat hij de broer van Olga was, zei ze hem dat ze Olga al in geen weken gezien had, die was bijna nooit thuis de laatste tijd. Waar ze wel was wist ze niet, ze vertelde haar nooit iets.
Sjoerd dacht even terug aan de man die op kerstavond had aangebeld. Wie was dat? Hij herinnerde zich nog goed hoe de man daar in de deuropening had gestaan. Hij had een hoed opgehad en hij had dure autohandschoen, losjes in zijn hand. Een trouwring had hij ook gezien, meende hij. Blauwe heldere ogen en een vriendelijk, beschaafd gezicht.
Zijn studievriend Frits woonde op een grote zolder aan een van de kleine grachtjes in de oude binnenstad. Er kwamen bij hem altijd veel mensen over de vloer. Op de middag van de eerste januari leek het wel of er een heus feest aan de gang was. Sjoerd herkende sommige gezichten van vroeger en er kwamen veel aangename herinneringen naar boven die hem weemoedig stemden. Hij raakte in een lang gesprek met een kunstschilder, het begon al schemerig te worden en hij wilde afscheid nemen, maar Frits hield hem tegen. ‘Ik heb je nog nauwelijks gesproken. Weet je wat, we gaan samen ergens eten. Er is hier vlakbij een hele goede Chinees, Dat is echt iets voor jou!’
Van buiten leek het een onooglijk kroegje, maar van binnen was het warm en het rook er heerlijk. Er waren maar enkele tafeltjes, de meeste waren nog leeg. Sjoerd merkte dat hij dat miste, deze onverwachte dingen. Samen met Frits boog hij zich hij zich over de menukaart die gesteld was in een merkwaardig soort Nederlands.
Hoewel hij Frits maar weinig zag, raakten ze direct in een heftige discussie over dezelfde onderwerpen als zeven jaar geleden toen ze nog samen studeerden. De andere tafeltjes waren nu ook bezet en de Chinese bedienden liepen af en aan met schotels vol heerlijke dingen en flesjes bier.
Toen Sjoerd na het hoofdgerecht een sigaret opstak, voelde hij opeens een hand op zijn schouder. ‘Dag Sjoerd, wat een verrassing jou hier te zien!’ Hij draaide zich om en keek in het gezicht van zijn zusje. ‘Olga’, kon jij alleen maar uitbrengen. Olga was niet alleen. Ze stond arm in arm met de man die Sjoerd een week geleden bij hem thuis had gezien. ‘Mag ik je even voortellen? Leonard, dit is mijn broer Sjoerd Tjepkema. Sjoerd gaf Leonard een hand en weer vielen hem die helderblauwe ogen op die hem oplettend aankeken. ’We gaan ergens anders eten, het is hier veel te vol’, zei Olga snel. ‘Bel me gauw eens op; ik zal je het nummer geven waar ik meestal bereikbaar ben.
Ze zocht in haar tasje naar een pen en papier, maar haar begeleider had al een pen uit zijn binnenzak gehaald, een dure Parker, zag Sjoerd. Ze schreef het nummer op de achterkant van een leeg sigarettendoosje, Miss Blanche. ‘Dag, bel maar gauw’, zei Olga terwijl ze weer de arm van Leonard pakte en het eethuisje verliet. Leonard tilde even zijn hoed op en knikte naar hem. Die avond kwam Sjoerd pas laat aan in het doktershuis, hij vertelde niets voer de ontmoeting met Olga, het lege doosje met haar telefoonnummer had hij in Amsterdam laten liggen.
Het was weer kerstavond. Zoals altijd werden eerst opa en oma opgehaald en tegen het eind van de middag reed Sjoerd naar het kleine stationnetje om zijn zusje van de trein te halen. Tegen zes uur zaten ze allemaal rond de kerstboom. De echte kaarsjes brandden en de radio had mooie muziek. Olga was nauwelijks veranderd dat jaar, merkte Sjoerd op. Een beetje magerder geworden, wat bleker in haar gezicht en lichte kringen onder haar ogen. Verdriet of vermoeidheid? Ze staarde zoals anders naar de kaarsjes in de boom. Pas toen zag Sjoerd dat ze de grote ring niet meer droeg.
Amsterdam 1985
Kerst en roken, ja dat komt ook terug bij Tucholsky op mijn blog!
„Sie schenkt ihm, teils zum Schmuck und teils zum Rauchen,
den Aschenbecher aus Emalch glasé.“
….
„Jovial und schmauchend liest er seine Morgenblätter,
die trächtig sind von süßen Plauderein.“
Aha, ben je docent Duits, collega??? Ik moet je toch beter volgen.
LikeLike
Nee, leraar Nederlands. Maar over mijn belangstelling voor Duits en Duisland zie bijvoorbeeld ‘Dag van de Duitse taal en van het pesten’
LikeLike
Ik reageer alleen op dat portretje van Miss Blanche. Dat lag altijd op straat (circa 1955), naast Chief Whip ‘op ieders lip’ en Navy Cut.
LikeLike