Op de lagere school zat bij mij in de klas een meisje dat Màrika heette. Haar ouders waren al voor de oorlog uit Pommeren naar Nederland gekomen, maar Marika sprak nog altijd met een licht accent. De jongens uit de hoogste klas pestten haar in het speelkwartier. ‘Marika, til je rokje eens op’, riepen ze naar haar. Daar begrepen we niets van, Marika, met haar ronde gezicht en zedige ogen had niets uitdagends. Pas veel later begreep ik dat ze de kleine Marika uit de vierde klas verbonden met de wufte filmster Marika Rökk, die vooral bekend was uit UFA-films die wij nooit hadden gezien, maar haar reputatie was zelfs doorgedrongen tot het Nederlandse platteland.
Marika Rökk (1913-2004) vierde triomfen tijdens de nazitijd. Ze trad op in films, maar ook in revues en in het circus. De Hongaarse danseres was haar carrière al jong begonnen in Parijs en Londen als revuedanseres. In de jaren dertig en veertig speelde ze in meer dan twintig films, vaak met ‘onze’ Johan Heesters. Het waren muziekfilms met veel zang en dans, onbenullige verhaaltjes maar in de tijd zonder televisie een heerlijk vermaak voor de zaterdagavond. Die films moesten het antwoord zijn op de Amerikaanse showfilms als Golddiggers 1937 met de vermaarde dansscènes van Busby Berkely. In Hollywood was veel meer geld en ervaring voor zulke grote producties, maar door een herkenbaar verhaaltje en sterren van het eigen continent in te zetten, probeerde Babelsberg de concurrentie aan te gaan. Grote indrukwekkende decors, veel danseressen, een damesorkest; wat kitscherig allemaal, een getrouwe kopie van Hollywood, minder vernieuwend, minder creatief – maar het werkte.
Rond Marika Rökk hing een sfeer van ‘oh lala’, pittig, een beetje frivool; ze had ‘paprika in haar bloed’, zoals de boulevardbladen schreven. Ze liet haar mooie benen graag zien en danste in elke film wild in het rond. Haar beste rol speelde ze in Kora Terry uit 1940. Ze kreeg later voor de voeten gewordpen dat ze zich voor nazipropaganda had laten gebruiken, maar in feite was het grootste verwijt dat ze gewoon had doorgewerkt en zich nooit tegen Hitler had uitgesproken. Na de oorlog probeerde ze nog lange tijd haar carrière voort te zeten maar grote successen beleven uit. Ze speelde nog een hoofdrol in Hello Dolly in 1968 in Wenen. Na haar vijfenzestigste heeft ze zich vooral ingezet voor de strijd tegen kanker.
Een mooi voorbeeld van zo’n muziekfilm is deze scene uit Hallo Janine uit 1939: Ich brauche keine Millionen: