
Net dertig was ze toen de oorlog was afgelopen. Weduwe met twee kinderen van wie ze niet precies wist waar ze waren. Opgesloten in een kamp beschuldigd van, ja wat? Haar huis geconfisqueerd, geen toekomst, alleen verdriet, angst en onzekerheid. Het heeft jaren geduurd voor ze weer normaal kon functioneren. Een moeder is ze nooit geweest, kon ze eenvoudigweg niet zijn.
Rond 1950 werkte ze als huishoudster van een weduwnaar in Rotterdam met twee nog jonge kinderen. Ze had vast een verhouding met die man, maar dat heeft ze nooit verteld, zoals ze ook weinig sprak over haar Indisch verleden en al helemaal niet over de oorlogservaringen en het kamp daarna.
Als klein jongetje was ik in huis bij familie van mijn vader. Daar werd mijn moeder genegeerd. Heel soms kwam ze op bezoek, op zondagmiddag, een vreemde mevrouw met poeder op haar wangen en rode lippenstift. Zo’n bezoekje verwarde mij. Je moest toch van je moeder houden?
Begin jaren vijftig heeft ze diploma’s gehaald, handelscorrespondentie Frans, Duits en Engels en kreeg een kantoorbaan in Rotterdam, ‘hoofd typekamer’ vertelde ze met trots. En ze had een vriend. Dat merkte ik als ze op bezoek kwam, eens per maand. Ze haalde me op en verderop stond dan ‘oom Henny’ die meeging naar de lunchroom of de film. Een praatjesmaker zou ik nu zeggen, iemand die altijd de verkeerde grapjes maakte. Ik begreep niet wat mijn moeder in hem zag. Later hoorde ik dat een van mijn ooms zijn antecedenten had onderzocht, hij had een aantal veroordelingen achter de rug. Hij werkte bij het ‘internationale transport’, vertelde mijn moeder. Oom Henny betaalde altijd alles. Hij liet me zien hoe de kleermaker aan de binnenkant van zijn broekband een speciale zak had gemaakt. Daarin zaten zijn bankbiljetten.
Toen ik als jonge puber uiteindelijk bij mijn moeder ging wonen was Henny uit beeld verdwenen. Maar ze was duidelijk op zoek naar een nieuwe man, liet foto’s maken en was opeens heel erg geïnteresseerd in de papieren van mijn correspondentieclub. In die tijd – nog ver voor het internet – was dat een manier om in contact te komen met andere mensen. Voor een klein bedrag kreeg ik via een Duits tijdschrift lijsten met adresgegevens. Op die manier correspondeerde ik met leeftijdgenoten in Oost-Duitsland en Denemarken. Had allemaal niets om het lijf, maar ik kreeg wel wekelijks post. Op de lijst kon je via codes ook aangeven dat je een relatie wilde of zelfs ‘Heirat’.
Mijn moeder begon ook te corresponderen. Ze had haast en bracht de kerst door bij een van haar correspondentievrienden in Straatsburg. Smoorverliefd kwam ze terug. Ik kende mijn serieuze moeder niet terug, schaamde me voor haar. Ze las zijn brieven wel tien keer over en was wanhopig als er en dag geen post van hem was gekomen.
Hij heette officieel Fernand, maar werd Ferdi genoemd. Het was een echte Elzasser die zowel in het Duitse als het Franse leger had gediend. Hij werkte als conciërge op een internaat, maar zou snel naar Nederland komen om bij ons zijn intrek te nemen. Ik kreeg de zolderkamer, moeder en Ferdi gingen mijn achterkamer gebruiken als slaapkamer. Een paar weken later al stond hij voor de deur met twee koffers en een koekoeksklok die hij meteen ophing.
Tussen mij en Ferdi ging het vanaf het begin helemaal verkeerd. Ik vond hem een lelijke, eigenwijze, domme man die mijn moeder absoluut geen steun zou bieden. Begreep niet wat ze in hem zag. Een paar maanden later trouwden ze, de getuigen waren ambtenaren van de gemeente. Mijn broer en ik waren er niet bij, niemand van de familie. Het enige voordeel was dat mijn moeder niet alleen was. Ze zouden nog meer dan dertig bij elkaar blijven. Ik ging heel snel het huis uit.
Hij sprak Elzasser dialect, wat Frans en wat Duits. Mijn moeder sprak in het begin nog Duits tegen hem, later altijd Nederlands wat hij goed verstond, maar hij sprak nooit een woord Nederlands terug. Een tijdje werkte hij in een papierfabriek maar na een paar jaar kreeg hij last van zijn rug en werd weggestuurd met een uitkering. Daar zat hij dan, altijd in de grote stoel, puzzelboekjes en Gitanes bij de hand, de televisie op een Duitse commerciële zender. Mijn moeder zat dan in de logeerkamer waar nooit logees kwamen te lezen of te handwerken, luisterde naar de radio Hij overleefde haar nog tien jaar.
zie ook: Indisch verleden http://wp.me/p1MauM-kS
Jeugdherinneringen 1 – Twaalf en onbegrepen http://wp.me/p1MauM-10R
Jeugdherinneringen 2 – 13,114,15 jaar en onbegrepen http://wp.me/p1MauM-11a
Jeugdherinneringen 3 – Een beertje onder mijn jas http://wp.me/p1MauM-11D
Werkelijk een heel mooi stukje! Blijft je bij.
LikeLike
Ik ben geen trouwe volger van teksten en kom maar ook hier maar af en toe langs; dit is weer zeer indrukwekkend geschreven. Iets meegemaakt hebben is een ding; je vertolking vind ik voortreffelijk Willem.
LikeLike
er komen ook best wat goede dingen uit de Elzas. (Gewurztraminer bijvoorbeeld) Mooi verhaal.
LikeLike