Herinnering aan Jemen 1975 -4 – naar Al Udayn

Al Udayn dalZaterdag 13 september. Van Violette Cornelius hadden we een brief meegekregen bestemd voor Tony Milroy, een jonge Engelse landbouwingenieur die voor de British Council hier in Jemen werkt. Een bijzonder aardig iemand die heel veel weet van het land, we hebben uitgebreid thee gedronken. Peter heeft nu met hem getelefoneerd – ja de telefoon doet het gewoon tijdens de ramadan – Tony heeft een paar dagen vrij en zal vandaag om ongeveer een uur langskomen.
yemen_0021We wachten op onze kamer en krijgen een van de ‘prinsen’ op bezoek, een van de Saoedische onderwijzers die ook langere tijd in het hotel verblijven. We spreken in een primitief soort Engels met de mooie man, dan meldt Tony zich. We worden voorgesteld aan zijn vriendin Barbra die in Egypte werkt en voor een dag of tien is over gekomen. De Saoedische onderwijzers kijken hun ogen uit naar Barbra, ze vinden het waarschijnlijk heel gek dat ze met drie jongens in een kamer verdwijnt.

Tony stelt voor dat we een paar dagen met hem en Barbra gaan kamperen. In de Landrover heeft hij tenten bij zich van de British Council. Het plan overrompelt ons een beetje, maar we besluiten mee te gaan. Pakken onze boel bij elkaar, betalen de hotelkosten aan een klein jongetje dat de zaken overdag waarneemt. Hij vertrouwt het maar half, wil eigenlijk dat we wachten tot zijn baas er weer is. Maar we pakken alles in de auto en vertrekken. Op weg naar Al Udayn in het westen, waar Tony ook nog nooit geweest is.

Via de slechte weg komen we maar moeizaam vooruit en als de schemer valt gaan we op zoek naar een plek om de tent op te zetten. Voorbij een dorp is een vlak stuk land, vlak voor de steile afdaling het diepe dal in. Het uitzicht is fantastisch, overal branden nu kleine lichtjes, we ruiken de geuren van de ramadanmaltijd die nu in alle huizen wordt klaargemaakt. We zetten met veel moeite de twee oeroude tenten op. Als ze eenmaal staan is het een raar gezicht want er klopt niets van, maar ze staan, stevig zelfs. Vanuit het dal horen we kinderen zingen. Het moet heel ver weg zijn, maar het is duidelijk te horen. En dan horen we ook hoe mensen uit verschillende huizen naar elkaar toeroepen. Over grote afstanden worden boodschappen overgebracht, van beneden uit het dal naar hoger gelegen huizen en weer verder naar de hoogstgelegen huizen op de berghelling.
yemen_0042Ondertussen koken Barbra en ik op een campinggasje een warme maaltijd. Steeds meer mensen uit het dorp zijn om ons heen komen staan. Ze kijken en zwijgen. Zoiets mals hebben ze waarschijnlijk nog nooit gezien. Het is flink koud geworden en we hebben voor het eerst onze truien aan,. Toch niet voor niets meegenomen. We zitten op 2800 m hoogte. Ondanks de harde ondergrond slapen we best die nacht.

Zondag 14 december. Om zes uur ben ik al wakker. Het is nog steeds bewolkt. Ik hoef dus niet de berg te beklimmen om de zonsopgang te gaan bekijken zoals we hadden afgesproken. Tony is al heel vroeg gaan wandelen en komt hongerig terug. Om half acht zitten we aan een echt Engels ontbijt met onvervalste havermoutpap, brood met jam en koffie. De hele bevolking van het nabij gelegen gehucht zit om ons heen, nu wel erg dicht bij ons. Tony verstaat de kunst om in vloeiend Arabisch vriendelijk maar beslist de mensen op een grotere afstand te houden. Als we hebben afgewassen, opgeruimd en ingepakt is het al half elf geworden. Roofvogels (adelaars?) cirkelen recht boven onze hoofden, groepjes zwerfhonden blijven steeds bij ons in de buurt, je weet maar nooit wat er overschiet. Er komen mensen langs die die ochtend helemaal uit het dal omhoog zijn komen lopen, een tocht van wel vier uur. Er is een jongeman bij die zijn oude, zieke moeder op zij rug naar boven heeft gedragen, op weg naar een dokter.

yemen_0041Dan zakken we met de Landrover de hobbelige weg af naar de vallei van Al Udayn. Peter ligt wat ongemakkelijk achterin op een stukje schuimrubber, wij zitten met z’n drieën achter het dashboard. Niet erg comfortabel, maar wel gezellig. We kunnen het erg goed met elkaar vinden, noemen onszelf al de ‘anglo-ducht expedition’. Beneden in het dal is er ergens markt. We kopen wat fruit. Er komen hier zelden of nooit vreemdelingen, overal lopen hordes mensen achter ons aan, vriendelijk nieuwsgierig, soms ook een beetje angstig voor die vreemde witte mensen. Barbara  krijgt veel belangstelling van de vrouwen, die zelfs in haar borsten knijpen om na te gaan of ze wel een vrouw is.

De weg naar Al Udayn gaat nu verder door een rivierbedding die niet altijd duidelijk te volgen is. Er staat maar een beetje water in de rivier, op sommige plaatsen zijn diepere plassen ontstaan. Langs de oever staan bamboebossen, het lijkt veel op een tropisch oerwoud. Er vliegen ook een soort bonte papegaaien rond die vreselijk krijsen. Na een tijdje krijgen we het vermoeden dat we niet meer op het goede spoor zitten. De wadi wordt steeds smaller, er is geen weg meer te bekennen. We zetten de motor af en zien meisjes die de was doen in de rivier. Als we uit de auto komen vluchten ze weg, alles achterlatend. Een klein meisje kan niet zo snel het steile pad op komen en blijft huilend achter, het gezicht verbergt ze tegen de rots. De wadi verdwijnt in een nauwe kloof en springend van steen naar steen gaan we een stukje de kloof in. Na honderd meter kunnen we niet verder, de rivier verdwijnt in een enorme waterval van wel vijfentwintig meter diep. Tony is toch al klauterend naar beneden geklommen. We komen een klein stukje dichterbij om foto’s te maken. Ik vraag me af hoe het hier over vijfentwintig jaar zal uitzien. Zal het dan nog steeds zo stil zijn of zullen er bussen met Amerikaanse toeristen staan?

images-1Barbra is bij het huilende meisje achtergebleven en heeft in haar beste Arabisch geprobeerd haar te troosten, maar dat lukte nauwelijks. Langzaamaan zijn de andere vrouwen weer terug gekomen, maar als ze onze camera’s zien verdwijnen ze weer.
We vinden in de buurt een plekje om te picknicken tussen de bamboestengels. Er komt een wat ouder meisje nieuwsgierige naar ons kijken. Tony praat met haar, maar als er volwassen mannen aan komen lopen verdwijnt ze weer tussen de rotsen, ze neemt het kleine meisje met zich mee. We vragen aan de mannen de weg naar Al Udayn. We moeten daarvoor een stuk terug rijden en dan een zijweg nemen.

images-3Na een uur of drie komen we dan aan in de ‘stad’ Al Udayn, het is niet meer dan een strategisch gelegen dorp. Als we aankomen, loopt het hele dorp uit. De belangrijkste man uit het dorp komt ons verwelkomen en geeft een rondleiding. Erg makkelijk verloopt dat niet omdat overal vandaan kinderen komen die ons willen zien en aanraken. We voelen ons als Juliana op bezoek in de provincie. Als we duidelijk maken dat we wat willen drinken, wordt het plaatselijke theehuis voor ons ontruimd. Eindelijk zitten we dan aan onze flesjes cola. De baas van het spul houdt de omstanders op een afstand door ze met water nat te gooien.

images-2Geweldig dat Tony zo goed Arabisch spreekt en steeds de juiste toon weet te treffen. Er wordt veel gelachen. We nemen afscheid van de mensen en rijden tussen de bananenplantages door in de richting van Ibb. Als we al halverwege de pas zijn besluiten we om maar weer helemaal naar boven te rijden naar de plek van de vorige nacht die zo mooi was.

In het donker herhaalt zich alles van de vorige avond, al lijkt het dat de tenten nu beter in elkaar zijn gezet, het ziet er niet meer zo idioot uit. Uit het dorp komt een delegatie om ons te begroeten, een praatgrage, humoristische vrouw vormt het middelpunt. Hier op het platteland neemt de vrouw een belangrijke plaats in, ze zijn vrijer dan de gesluierde wezens uit de stad. We worden uitgenodigd om qat te komen kauwen, maar laten dat aan ons voorbij gaan. We bieden de vrouw tahin aan, een zoete lekkernij die we op de markt hebben gekocht. Ze neemt uit de doos die we haar voorhouden niet één stukje maar lachend twee handen vol, zodat er nauwelijks iets overblijft, tot teleurstelling van Peter die er nog niets van heeft gehad.
We eten een lekkere dikke soep van kip, groente en bonen. In plaats van koffie drinken we limonade uit blik. Om half tien gaan we slapen. Het is gelukkig niet zo koud als de vorige nacht.

Maandag 15 september. We zijn niet zo vroeg wakker als de vorige dag. De zon schijnt al flink als we ontbijten. Er is geen water meer voor de afwas. Hortend en stotend rijden we verder. Voorbij Ibb gaan we uit elkaar. Tony en Barbra gaan naar Djibla omdat Tony naar het hospitaaltje wil om een lelijke steenpuist te laten behandelen. Wij gaan door naar Taïz om lekker te kunnen douchen en wat kleren te wassen om daarna verder te reizen naar de Tihama, de woestijnachtige kuststrook langs de Roze Zee.

Over Wllm Kalb

schrijver, lezer, docent - focus: taal, geschiedenis, fotografie, Duits(land), muziek en films uit de jaren '20 - '50
Dit bericht werd geplaatst in Feiten en meningen en getagged met , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s