Naar het voorbeeld van Parijs breidde Stockholm zich aan het eind van de 19e eeuw uit. Grote boulevards en prachtige gebouwen met dure appartementen met wel 16 kamers werden aangelegd in het rommelige gebied ten noorden van Gamle Stan, waar het nog landelijk was en waar hier en daar wat arbeiderswoningen stonden. Langs het water, in Östermalm en in andere dure wijken staan de gebouwen nog, nu gewilde plekken om te wonen. De dienstmeisjes zijn au-pairs geworden, de koffiehuizen zijn veranderd in Starbucksachtige ontmoetingsplekken voor de Stockholmse yuppen die zich bij voorkeur voortbewegen op de racefiets of met veel lawaai in peperdure auto’s.
De opkomende industrie had veel mensen rijk gemaakt: van lucifers tot zware wapens, als je kwaliteit wilde, haalde je het uit Zweden. Deze rijke bourgeoisie bouwde prachtige woonblokken langs de nieuwe boulevards en kantoren op de pleinen. Huizen als kastelen. Natuurlijk met een toren, want een toren geeft een gebouw aanzien en allure.
Overal in Stockholm kom je torens tegen. Indrukwekkende oude torens van kerken, de nieuwe toren van het stadhuis, maar vooral ook van deze deftige woningen. Zelfs grote nieuwbouwprojecten aan het water kunnen niet zonder toren. Teken van macht.