Taal raakt soms de politiek, en politiek beïnvloedt de taal. In een aflevering van Andere Tijden zag ik hoe een zaal vol NSB’ers de groet ‘Houzee’ aanhief. Binnen de partij werd deze oude zeemanskreet de manier om elkaar te begroeten, aan te sporen en vooral het gevoel te geven erbij te horen. Het Nederlandse antwoord op de groet ‘Heil Hitler’. In de jaren voor WOII was ‘Houzee’ een alom geaccepteerde kreet, die nu, door de claim van de NSB, besmet is geraakt. Misschien dat ze bij de PVV naarstig op zoek zijn naar een soortgelijke begroeting. Aan’ Houzee’ zullen ze zich niet willen wagen, de vergelijking met de NSB ligt dan te veel voor de hand. ‘Ga met Geert’ of ‘Gedenk Pim’ lijken me mooie alternatieven. De Prinsenvlag is als bindend element geen succes geworden. En na het debacle met het Koningslied zal geen partij zich wagen aan een eigen lied, het ‘Lied voor Pim’ zal er nooit komen.
In linkse kring is het woord ‘kameraad’ zo’n bindend element geweest. Door elkaar op die manier aan te spreken, werd duidelijk gemaakt dat men onder elkaar was, vertrouwd. Kameraden onder elkaar, makkers. Hans Spekman zie ik er wel voor aan het woord nog eens in de mond te nemen, maar Samsom, Asscher of Plasterk? Politiek en kameraadschap staan inmiddels te ver van elkaar.
Op Prinsjesdag wordt de koning drie keer ‘hoera’ toegeroepen. Volgens etymologen eigenlijk een Duits woord dat niet zou passen in ons parlement. ‘Houzee’ zou meer op zijn plaats zijn, een herinnering aan de jaren van zeemanstrots. Andere etymologen wijzen er op dat dat ‘houzee’ ook weer is geleend van de Engelsen, zeelieden zouden elkaar ‘huzza’ of ‘hissa’ toegeroepen hebben, een aansporing bij het hijsen van de zeilen.
Rita Verdonk heeft het nog even geprobeerd met ‘Recht door zee’. Maar haar Trots is inmiddels op de rotsen gelopen. De tijd van een warme, herkenbare strijdkreet als onderstreping van de partijideologie lijkt voorbij. De ringtones hebben de overhand gekregen.