Steeds vaker mogen we zelf kiezen. In het ziekenhuis krijgt de patiënt tegenwoordig een menu voorgeschoteld waaruit zij/hij zelf een keuze kan maken. We stellen zelf ons zorgpakket samen en uit het grote aanbod losse modulen stellen we een studieprogramma samen. Zelfs de stoel in het vliegtuig kunnen we, als we op tijd boeken, zelf uitkiezen. We hoeven niet meer braaf af te wachten wat de omroepbazen ons voorschotelen, via onze interactieve decoder kunnen we zelf een avondje tv-kijken componeren. Heerlijk die vrijheid, al is het soms lastig kiezen, die Qual der Wahl, heet dat in het Duits.
Gisteren bezocht ik de slotdag van het IDFA, het grote festival van de documentaire film in Amsterdam, de dag waarop de winnende films worden getoond. Beide grote zalen van het De La Martheater waren zowel zaterdag als zondag uitverkocht, honderden filmliefhebbers kregen te zien wat volgens de organisatie de beste films waren van het afgelopen festival. Niks geen keuzeprogramma, vier films in een vaste volgorde, of je wilde of niet. Het begon in de Mary Dresselhuyszaal met twee documentaires die lieten zien wat oorlogen met mensen doen. Als eerste een Russische film over een filmer die in onder barre omstandigheden in Tsjetsjenië had gewerkt en daar zo genoeg van had dat hij met zijn jonge, zwangere vrouw vertrekt naar het koude, afgelegen schiereiland Kamchatka in Siberië, waar het oorlogsverleden hem ook niet loslaat. Een film die heel veel vragen oproept, mooi, indringend, maar ook erg onduidelijk.
Direct daarna de winnende lange documentaire, de twee twee uur durende film Of men and war waarin de kijker heel direct wordt geconfronteerd met Irakveteranen die getraumatiseerd uit de oorlog zijn gekomen en nu therapie volgen om weer in het reine te komen met het gewone leven, om weer vader, zoon, broer en echtgenoot te kunnen zijn. Ongetwijfeld een belangrijk onderwerp, maar ik had daar op die zondagochtend helemaal geen zin in. Zo deprimerend. Ik had behoefte aan een mooi verhaal, aan warmte, tederheid. Dus stapte ik na een half uur de zaal uit en ging lekker naar huis, waar een goed boek en mijn zelfgekozen muziek op mij wachtte.
Later hoorde ik dat ik van mijn vriend, die wel was gebleven, dat ik twee mooie, wat minder sombere documentaires had gemist die ’s middag werden getoond, Keep on, Keepin’ on over de blinde jazzmusicus Clark Terry en zijn vriendschap met een jonge, blinde pianist en de documentaire My Beautiful Broken Brain die laat zien hoe een jonge vrouw na een zware beroerte probeert weer grip te krijgen op haar voorheen zo glansrijke leven. Was er een keuzemenu geweest dat had ik de openingsfilm van het festival gekozen, de film van Heddy Honingman Om de wereld in vijftig concerten over het Concertgebouworkest op reis. Maar ja, er viel deze keer niets te kiezen.