Als ik door de Jordaan fiets, zie ik hoe groen het daar is geworden. Overal planten langs de gevels, op de stoepen, op trapjes. Wat begon als een anarchistisch verzet tegen de brave burgerlijkheid – hoe durft dat langharig ruig zomaar de gemeentelijke stoeptegels te verwijderen – is inmiddels verworden tot een gekoesterde instelling die gestimuleerd en zelfs hier en daar gesubsidieerd wordt.
In vijfentwintig jaar heeft de stad door het aanleggen van de geveltuinen een ander aanzien gekregen. De provo’s hadden al wilde plannen om overal stadstuinen aan te leggen, ze werden voor gek verklaard, maar zie, het groen schiet nu de grond uit, overal tussen de tegels door, keurig bijgehouden door brave bewoners, ras-Amsterdammers en nieuwkomers. Geveltuintjes worden stadsbossen, braakliggende stukjes grond worden niet meer automatisch volgebouwd, maar worden omgetoverd in kleine parken, speelplaatsen, hondenuitlaatplekken.
Was de Jordaan vroeger synoniem voor armoede, vuil, bedompte achterafstraten, nu is het er opgeruimd en vooral groen. De lange smalle straten worden onderbroken door pleintjes, doorgangen. Rustig is het er ook, de toeristen blijven hangen rond de Prinsengracht, komen nauwelijks de Jordaan in.
De stad zit vol verrassingen als je de tijd neemt om goed te kijken.