
Een van drie moet Miep zijn, volgens mijn moeder
Mijn moeder vertelde soms wel eens wat schamper over Miep, de eerste vriendin van mijn vader. Ze droeg strakke bloesjes, had springerig bruin haar en een betoverende glimlach, ‘maar het was een vals loeder’, zei ze er altijd bij. Mijn vader was negentien toen hij verkering met haar kreeg. Dat heeft niet lang geduurd want er kwam een timmerman langs met een beter gebit dan mijn arme vader, die op de paar foto’s die ik van hem heb probeert zo min mogelijk van zijn tanden en kiezen te laten zien.
Mijn tante Bé had nog steeds contact met Miep, vooral in de jaren na de oorlog toen mijn vader inmiddels was overleden. Miep was getrouwd met Herman de timmerman. Die was inmiddels aannemer geworden en boerde goed, ze woonden in een aardig huis in Baarn waar wij af en toe op bezoek gingen. Vooral de werkplaats opzij van het huis boeide mij mateloos. Tante Miep herinnerde ik me als een zeer aanwezige vrouw, wat pinnig met inderdaad weelderig bruin haar. Over mijn vader werd nooit meer gesproken.
Jarenlang had ik niet meer aan tante Miep gedacht totdat mijn broer over Martin vertelde. Ik zag mijn broer weinig, hij werkte bij de marine in Den Helder en was al jong weduwnaar geworden. Martin was een collega van hem die veel voor hem deed, hij bleek de zoon van tante Miep te zijn. Op de trouwerij van mijn nichtje zat ik naast Martin en we haalden herinneringen op. Hij vertelde over zijn moeder die inmiddels al jaren weduwe was en nog steeds in het oude huis woonde.
Weer veel later kwam ik Martin weer tegen op de crematie van mijn broer. Hij kon zich nog herinneren dat we vijftig jaar daarvoor samen gespeeld hadden bij een sloot achter hun huis. Hij hoorde dat ik in Baarn was komen wonen en zei dat ik zeker zijn oude moeder eens moest opzoeken. Hij gaf me haar telefoonnummer. Ze was eenennegentig en woonde in een seniorenflat in het centrum en was nog steeds ‘zeer goed bij de pinken’, zoals hij zei.
Toen ik mijn huis in Baarn zo’n beetje op orde was, belde ik tante Miep. Ik vertelde over mijn broer en over Martin. Ja, ze wist wel wie ik was. Ik moest zeker een keer langs komen maar ze was nu verkouden, ik moest over een paar weken nog maar eens bellen.
Bijna was ik het vergeten maar toen ik aan het opruimen was vond ik de foto’s van mijn vader en ik dacht meteen aan Miep. Ik belde haar nogmaals en nu mocht ik langskomen. Met zelfgebakken koekjes ging ik naar haar flat. Via een intercom hoorde ik haar zeggen: ’Kom maar naar boven Diederik’. Ik liet het maar zo, maar toen ze me begroette zei ze weer steeds Diederik tegen me, de naam van mijn broer. ‘Nee, ik ben het, Willem, zei ik twee keer, maar dat drong niet tot haar door. Het bruine haar was grijs geworden, het pinnige was er nog steeds. Ze vertelde veel over Martin en haar andere kinderen en kleinkinderen.
Ik wilde het over mijn vader hebben maar het leek wel alsof ze die vraag helemaal niet begreep. Ze bekeek vluchtig de foto van mijn vader die ik had meegenomen. ‘Hij lijkt helemaal niet op Herman’, zei ze. ‘Nee, probeerde ik, dat is Kees uit Arnhem.’ Ze keek nog eens: ‘Ken ik niet’, was het enige commentaar. De koekjes verdwenen in een keukenkastje, ik kreeg oploskoffie en een kerstkransje hoewel het al april was. Ik vertelde nog maar eens over tante Bé en de bezoekjes aan de werkplaats naast hun huis. Ja, dat wist ze nog. ‘En jij moest altijd overgeven’, zei ze, en dat klopte, ik kon toen erg slecht tegen chocolademelk.
‘Dag Diederik’, zei ze toen ik de lift naar beneden nam.
Zie ook: Mee met het defilé http://wp.me/p1MauM-vw
En daarom moet je dus nooit ouwe nagenoeg vergeten kennissen uit een ver verleden opzoeken. Je wordt er niet vrolijk van, Diederik 🙂
LikeLike
Inderdaad, een teleurstelling. Ik heb er gelukkig wel een goed met Martin aan overgehouden.
LikeLike
Mooi verhaal! ’t Is vast die linkse, die kijkt het meest vals en betoverend.
LikeLike
Zou heel goed kunnen, de meest rechtse is het niet, dat was een vriendin van tante Bé.
LikeLike