Tussen al het nieuws over het kampioenschap van Feijenoord en het Eurovisiesongfestival verscheen vorige week ook hier en daar een bericht over Limburg dat 150 jaar een provincie van Nederland was. Ergens stond zelfs dat Limburg 150 jaar bestond. De koppen waren fout of op zijn minst onvolledig. De geschiedenis van de provincie Limburg is ook ingewikkeld en lastig samen te vatten. Hoe zat het ook alweer?
Al sinds 1815 bestaat Limburg al als provincie. In het Verenigd Koninkrijk van Noord- en Zuid-Nederland was het samen met Belgisch Limburg een grote provincie. Het was koning Willem I die de naam Limburg bedacht, genoemd naar een middeleeuws hertogdom dat oorspronkelijk ten oosten van Luik verder naar het zuiden lag.
Vanaf de 14e eeuw was deze grensstreek een sterk versnipperd gebied dat deels toebehoorde aan de heersers van de zuidelijke Nederlanden (Spanje later Oostenrijk), aan de prins-bisschop van Luik, aan Gelre, Gulik, Pruissen en Kleef. Er was het hertogdom Horne en het graafschap Loon, er waren min of meer zelfstandige gebieden als het abdijvorstendom Thorn en de heerlijkheid Kessenich.
Het Staatse leger uit Holland beheerde de vestingen Maastricht en Venlo.
Voor de bewoners maakte het niet zo veel uit aan wie ze belasting betaalden. Ze spraken hun verschillende Nederfrankische dialecten, de elite sprak tot ver in de twintigste eeuw Frans. Ze deden even makkelijk zaken in Luik als in Aken.
Op het Wener Congres in 1815 werd besloten dat de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden één koninkrijk zouden vormen als buffer tegen het altijd weer oprukkende Frankrijk. Luxemburg werd door een personele unie verbonden, koning Willem I was zowel koning der Nederlanden als groothertog van Luxemburg. Een dubbelfunctie, niet ongewoon in die tijd.
Zowel Frankrijk als Pruisen keken begerig naar Luxemburg. Beide landen vonden eigenlijk dat dit gebied onder hun invloedssfeer hoorde. Op het Weense Congres werd besloten dat Luxemburg deel zou gaan uitmaken van de Duitse Bond, een los verband van 38 Duitse staten dat vooral een militair doel had.
Toen België zich in 1830 afscheidde van de Noordelijke Nederlanden wilden veel Limburgs zich aansluiten bij de nieuwe staat. Alleen de garnizoenen in Maastricht en Mook bleven trouw aan koning Willem I. Het duurde tot 1839 voordat de zaken formeel waren geregeld in het Verdrag van Londen. Hierin werd vastgesteld dat België een zelfstandige neutrale staat zou zijn met Leopold van Saksen-Coburg als vorst. België kreeg het Franse (westelijke) deel van Luxemburg, de huidige Belgische provincie Luxemburg, het overblijvende deel bleef lid van de Duitse Bond. Ook Limburg werd opgesplitst, het westen werd de Belgische provincie Limburg met Hasselt als hoofdstad, het oostelijk deel van Limburg ging naar Nederland en kreeg de status van hertogdom. Omdat de Duitse Bond gebied verloor (een deel van Luxemburg) moest het hertogdom Limburg ook deel gaan uitmaken van de Duitse Bond, twee afgevaardigden vertegenwoordigden dit landsdeel in het parlement in Frankfurt.
Vanaf 1839 was Limburg dus wel een Nederlandse provincie maar telde nog niet volledig mee, de Limburgse vertegenwoordigers in Den Haag mochten bijvoorbeeld niet meestemmen over de nieuwe grondwet in 1840. De provincie hinkte als ware op twee benen, een Nederlands en een Duits been. Intussen was het onrustig binnen de Duitse Bond, er was een heftige onderlinge strijd tussen Oostenrijk en Pruissen, wie had het nu eigenlijk voor het zeggen. Uiteindelijk werd de Bond in 1866 opgeheven, er was toen geen reden meer om de bijzondere status van Limburg te handhaven. Op 11 mei 1867 werd Limburg een normale Nederlandse provincie, hoewel ze daar de Commissaris van de koning nog steeds de gouverneur noemen.
Zie ook: Graaf van Hoorn onthoofd? http://wp.me/p1MauM-Gz Limburg, een vreemde eend in de bijt http://wp.me/p1MauM-Gt Te veel toeval – over een Limburgse thriller van Den Tex http://wp.me/p1MauM-1e2