Opnieuw ben ik begonnen aan een traject waarbij ik Nederlands leer aan buitenlanders uit verre streken. Woordjes leren, korte eenvoudige zinnen maken, werken aan de uitspraak van de beruchte ‘ui’ zoals in duif en druif en de ‘eu’ in neus en reus.
Spoedig komt dan de vraag: waarom maken jullie de regels van de taal zo lastig? Waarom bijvoorbeeld is er verschil tussen ‘de’ en ‘het’ woorden. In het Engels heb je dat niet.
Ik zou dan een hele verhandeling kunnen houden over de ontwikkeling van het Nederlands. Hoe de taal is ontstaan uit het Oergermaans of nog oudere Indo-Europese talen met heel veel verbuigingen en naamvallen. Hoe de taal alsmaar verandert onder invloed van andere talen, onder invloed van de leefomstandigheden van de mensen die de taal gebruikten. En nog steeds verandert de taal. Er is geen grote regisseur op de achtergrond die de taal bedenkt en deze aanpast aan de eisen van de tijd. Er is zelfs geen commissie van wijze vrouwen ene mannen die de taal aanstuurt. Veranderingen van de taal gebeuren heel geleidelijk, stapje voor stapje, zonder plan, zonder argumentatie.
Ooit vond men het nuttig om onderscheid te maken tussen mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden – dat laatste heb ik nooit goed begrepen, wat is er onzijdig aan het station, het huis, het meisje?) Ze kregen elk hun eigen lidwoord. In de loop der tijd is het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke woorden weggevallen en niet meer zichtbaar aan het lidwoord, ze krijgen allebei het lidwoord ‘de’. Maar er is nog wel verschil tussen deze groep woorden en de onzijdigen. De laatste krijgen het lidwoord ‘het’.
Maar dat zeg ik niet. Ik zeg: leer het maar gewoon uit je hoofd: de drempel, de weg, de toekomst, het gevaar, het monster, het verschil