Martin Melchior Driessen schreef een prachtige roman. Toch kreeg dit boek weinig aandacht in de media, Driessen had met zijn bundel ‘Rivieren’ in 1916 al de ECI literatuurprijs gewonnen, dat beschouwden de media voorlopig wel voldoende eer voor deze vrijwel onbekende schrijver die kennelijk niet graag aanschuift bij een praatprogramma’s.
Toch is De Pelikaan een klein meesterwerk. Een spel rond twee hoofdfiguren. De grote, onhandige Andrej Rubinic en de overijverige Josip Tudjman die elkaar op een ingewikkelde manier in de tang houden. Het verhaal, gecomponeerd als een klassieke Griekse tragedie in vijf hoofdstukken, speelt zich af in een klein Kroatisch stadje aan het eind van de jaren tachtig als het einde van Joegoslavië als land nadert en oorlog dreigt. Het draagt de ondertitel ‘komedie’, maar dit moeten we zien als ironie. Er staan absurdistische beschrijvingen in het boek, veel personages hebben absurdistische trekjes, maar in feite gaat het om een drama.
Het stadje wordt nergens bij name genoemd. Het ligt aan de kust, er komt een veerboot aan uit Italië. Er staat een Turkse burcht er is een kek gewijd aan de heiige Anastasia. Er is een oude binnenstad met stegen en trappen en een wirwar van elektriciteitsdraden. Er zijn verre buitenwijken met betonnen flats. Aan de rand van de stad is een hondenrenbaan. Er is een berg die tegen de stad aanligt met daarop een monument en een tandradbaantje, een treintje dat via een ingewikkelde techniek zonder motoraandrijving dagelijks op en neer rijdt. Josip is de trotse machinist.

Split, Kroatië
Zo’n treintje rijdt nergens aan de Kroatische kust, wel in Wiesbaden zoals ook uit het laatste hoofdstuk van het boek blijkt. Het stadje is door Driessen verzonnen, een mix van Zadar en Split. De straatnamen in het stadje zijn echt, ze komen voor elders in Kroatië, zoals de Ulica Nikole Tesle (genoemd naar de uitvinder van de wisselstroommotor).
In het achterland van het stadje ligt het Velebit gebergte. Dat bestaat echt, en zou erop kunnen wijzen dat het gaat om de plaats Karlobag, maar dit stadje is eigenlijk te klein en onbeduidend en negens in het boek komt de merkwaardige kubus voor die als een landmarkboven dit stadje is geplaatst.
De schrijver heeft de vrijheid genomen om een eigen stad te creëren die past bij zijn verhaal. Groot genoeg om een busverbinding te hebben met Rijeka en toeristen te trekken. Maar ook weer zo klein dat iedereen elkaar kent en bij elkaar komt om te roddelen en te drinken. Waar de schaduw van gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog nog steeds over het leven van alledag hangt.
Driessen sluit zijn af met een slothoofdstuk dat zich veel later afspeelt. Met een langeflash back die volgens mij de kern van de roman goed weergeeft. De levens van mensen zijn op veel verschillende manieren met de levens van anderen vervlochten. We zijn afhankelijk van elkaar, zoals het spoor van het treintje op de omslag van het boek mooi illustreert: de rails spreiden zich maar kruipen steeds ook weer naar elkaar toe.