Het was een programma over de zorg. Een ervaren zorgverlener instrueerde een jonge stagiaire: ‘Let er op, als je hem op de wc zet, moet zijn gevalletje onder de rand. Anders plast hij zijn broek nat en kan je weer alles schoonmaken.’
Meneer hoorde het gelukkig niet, zijn blik stond op oneindig, zijn gedachten waren ver weg.
Zelf noemde hij zijn jongeheer vroeger zijn genotsknots, zijn toverstaf, zijn mannenzwaard. 17 cm – hij had het twee keer nagemeten met de gele centimeter uit zijn moeders naaidoos. 17 cm trots.
Heel soms had hij nog een ochtenderectie maar dat was slechts een slap aftreksel van zijn vroegere totempaal, met een stijfheid die zelfs pijn deed.
Wat er restte was een ‘gevalletje’. Maar hij hoorde het niet. Hij dacht aan treinreis door een lang tunnel. Eindeloos lang.