Zeker in dit weekend van het Amsterdam Dance Event ADE bruist de stad. Rond negen uur ’s avonds maken duizenden jongeren zich klaar om uit te gaan, om zich uit te leven in een van de vele clubs waar gefeest wordt. En daar hoort tegenwoordig een pilletje bij om het vol te kunnen houden. Heel gewoon.
Toen ik nog ging feesten, lang geleden alweer, gebeurde dat ook. Niet massaal, niet zo openlijk. Daar haalde ik mijn schouders over op, moesten zij weten. Ik deed er niet aan mee, veel te bang voor het onbekende. Ik dronk jonge jenever zonder ijs, met mate, om me prettig te voelen, dat was genoeg.
Terwijl de duizenden feestgangers extatisch bewegen op de keiharde muziek, bevinden zich in de krochten van de maatschappij mensen die hun drugs invoeren, bezorgen, verhandelen. Illegale handeltjes, duister zaakjes, snelle scooters, stapels bankbiljetten, onduidelijke figuren die het vuile werk doen.
Over zulke onduidelijke figuren gaat de nieuwe film van de Waalse gebroeders Dardenne ‘Tori et Lokita’. Een harde film die de uitbuiting en het uitzichtloze leven toont van de meest kwetsbaren uit die onderwereld, kinderen zonder rechten die trachten te overleven en worden misbruikt.
Het is geen feest deze film, maar een harde, ongenadige blik op de rauwe werkelijkheid die keihard aankomt, net zo hard als de muziek op de ADE- feesten in de stad.
De geschiedenis van het Huis van Oranje-Nassau, zo dacht ik, die ken ik wel. Maar van Prins Sasja had ik nog nooit gehoord . Die naam werd vermeld in een biografie van koning Willem III die ik aan het lezen ben. Deze Sasja, voluit Willem Alexander Frederik Constantijn Nicolaas Michiel werd geboren op paleis Soestdijk in augustus 1818. Hij was de tweede zoon van het jonge echtpaar Willen Frederik George Lodewijk, de latere koning Willem II en zijn Russische echtgenote Anna Paulowna.
In Amsterdam herinneren de Willemsparklaan bij het Vondelpark en de Willemsstraat in de Jordaan ons aan koning Willem III, de oudere broer van Sacha. De prins Hendrikkade is vernoemd naar zijn jongere broer prins Hendrik die de bijnaam ‘de zeevaarder’ kreeg omdat hij lange tijd in dienst was van de marine. Deze prins bezocht als eerste Oranje Nederlands-Indië, zijn borstbeeld staat aan het IJ in Amsterdam. Maar er is in de hoofdstad geen straat of laan te vinden die naar Sasja is vernoemd. Het Alexanderplein en de Alexanderkade in Amsterdam-Oost zijn vernoemd nar de jongste zoon van koning Willem III die ook Alexander heette en slechts 33 jaar oud werd, een neefje van Sasja.
Willem Alexander Frederik Constantijn Nicolaas Michiel, Prins der Nederlanden 1818-1836
Er valt ook weinig heldhaftigs te vertellen over deze Sasja. Hij kreeg al als jongen een militaire rang, studeerde wat maar had meer belangstelling voor de jacht. Hij organiseerde op Het Loo als eerste de valkenjacht. Als achttienjarige overkwam hem een ongeluk waar hij zijn hele leven last van zou blijven houden. Op de terugweg van Leiden naar Den Haag konden hij en zijn broer Wllem niet verder met de koets vanwege een hevige storm. Ze stapten uit en baanden zich een weg door het Haagse Bos. Een tak van een grote eik kwam op Sacha terecht, hij kon met veel moeite bevrijd worden en was enige tijd bewusteloos. Het duurde lang voordat hij weer op de been was en op jacht kon.
Zijn ouders zochten toen hij twintig jaar was naar een geschikte huwelijkskandidaat. Hij werd op reis gestuurd naar Sint-Petersburg en naar Engeland. Daar maakte hij kennis met de jonge koningin Victoria, maar die zag niets in die Hollandse prins ‘Hij is erg gewoontjes met zijn spillebenen’. Een mogelijke verbintenis met Isabella II van Spanje kon niet tot stand komen omdat zij katholiek was. Zelf had Sacha weinig oog voor de dames die in aanmerking zouden kunnen komen voor een huwelijk met een prins van Oranje. Zijn schoonzus, Sophie van Württemberg, schreef: ‘Hij weet nog niet wat een vrouw is’.
Borstbeeld van Prins Hendrik de Zeevaarder aan de Prins Hendrikkade aan het IJ in AmsterdamWillem II en zijn echtgenot Anna Paulowna en hyn drie kinderen: Willem, Alexander (‘Sasja’), Hendrik en Sophie
De meeste tijd bracht hij door bij de cavalerie, hij werd benoemd tot luitenant-generaal en inspecteur.
Zijn gezondheid bleef klachten opleveren. Sophie schreef over hem aan haar vriendin lady Malet: ‘Hij loopt als een oude man, heeft voortdurend koorts en heeft opgezette klieren’. Om aan te sterken vertrok Alexander in november 1847 naar Madeira. Maar het milde zeeklimaat bracht geen verbetering. Sasja overleed aldaar op 20 februari 1848 nog geen dertig jaar oud.
Deze week reed ik een hele ochtend rond in het midden van Duitsland, op de grens van de deelstaten Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen en Hessen over de ‘Ostwestfalenstrasse’. Die weg ligt inderdaad in het oosten van Westfalen, een prachtige tweebaansweg met steeds een extra rijbaan om langzaam verkeer te kunnen inhalen. Ik besefte opeens weer hoe groot Duitsland is, ik kon daar twee uur doorrijden zonder een grote plaats tegen te komen.
De naam van de weg bleef in mijn hoofd doorklinken ‘oostwetfalenstraat’, vreemd die botsing van oost en west. Zou het denkbaar zijn dat er in de Haarlemmermeer een weg de ‘Zuidnoordhollandstraat’ zou heten of in zou er in de Kempen een ‘Zuidnoordbrabantstraat’ bestaan?
Terwijl ik daar rondreed, op weg naar Detmold kwam er ook een andere vraag in me op: bestaan er naast Westfalen ook een Oostfalen? Westfalen was een Pruisische provincie waarvan de grenzen nog weleens verschoven het was altijd onduidelijk wat er nu wel of niet toe behoorde. In de tijd van Napoleon was het een koninkrijk waarvan Jerôme de broer van de keizer korte tijd koning was.
Ja, ook Oostfalen heeft wel degelijk bestaan, in de tijd van Karel de Grote werd door de Christenen strijd geleverd met de heidense Saksen die woonden in Oostfalen, het gebied tussen de Elbe en de Wezer.
Maar de antwoorden van Wikipedia riepen ook weer nieuwe vragen op. Het gebeid waar ik doorheen reed heette toen ‘Engern’. Nog nooit van gehoord. De vroegmiddeleeuwse geschiedenis van Duitsland ken ik eigenlijk niet. Maar het gedenkteken van Hermann waar ik van de week was, verwijst ook naar die oude geschiedenis van verschillende volken die tegen elkaar en tegen de romeinen vochten. Een van die stammen waren de Engern of Angrivarii die lange tijd de dienst uitmaakten in dit midden van Duitsland dat toen nog lang niet één land was.
Zorgvlied, de mooiste begraafplaats van Amsterdam, schrijf je dus met een d. Dat zag ik pas toen we er vorige maand onze moeder en schoonmoeder lieten cremeren. Ik ken ‘Vliet’ met een t, een stroompje bij het dorp waar ik opgroeide en schreef naar analogie daarvan altijd ‘Zorgvliet’ maar dat klopt dus niet. Zorgvlied met een d is de plek war onze zorgen vlieden, een ouderwets werkwoord dat verwant is aan ‘vliegen’ en iets betekent als ‘vluchten, wegtrekken’. Het is een sterk werkwoord. Vlieden – vlood – is gevloden, maar die laatste twee vormen worden niet meer gebruikt. Citaten ui Van Dale: ‘door het schrijven worden de vliedende belevingen van een sterveling tot eeuwig bezit van alle volkeren der wereld’ (Gans); ‘ook te Leiden vliedt de jufferschap den omgang der studenten’ (Busken Huet). Of die twee citaten de betekenis van ‘vlieden’ echt verduidelijken is de vraag.
Mij schoot de tekst te binnen van een gezang dat we op onze christelijke kweekschool graag zongen aan het eind van het jaar, gezang 292: ‘Uren, dagen, maanden, jaren vlieden als een schaduw heen’. Maar in de verzameling ‘Nederland zingt!’ staat echt: ‘vliegen als een schaduw heen’. Maar misschien hadden wij een ouderwetse dominee die de voorkeur gaf aan ‘vlieden’ boven ‘vliegen’…
Mijn man kampeert ergens op de hellingen van de Kilimanjaro in Afrika. Hij bezoekt een aantal oude schoolvrienden en volgens de schaarse berichten geniet hij enorm. ‘Had jij dan geen zin om mee te gaan’ vragen de mensen om me heen. Nee, ik heb geen zin meer in zulke verre avontuurlijke reizen. Ik ben een oude tut aan het worden, ik vind het heerlijk om thuis te blijven of naar plekken te gaan waar ik vroeger al eens ben geweest, steeds weer opnieuw om ze beter te leren kennen.
Een week na de eerste cursusbijeenkomst Filosofie belde ze al naar Caroline. Ze had gehoord dat ze verstand had van schilderijen en nou had ze via een erfenis een doek gekregen, en ja ze wist niet of het wat wat voorstelde, maar volgens haar familie was het een kostbaar kunstwerk dat op een veiling heel wat zou opbrengen. Je hoort wel eens van die enorme bedragen…
Enfin, Caroline ging bij haar kijken op de Meentweg, niet ver bij haar vandaan. Margreet had er een aardige woning, wat rommelig ingericht met een groot raam op een ondiepe tuin. Het schilderij lag nog verpakt in bubbeltjesplastic op tafel.
‘Is het gesigneerd’, vroeg Caroline als eerste terwijl Margreet de verpakking losmaakte. ‘Geen idee, daar heb ik nog helemaal niet op gelet’, bekende Margreet. Er kwam een abstract schilderij tevoorschijn met veel bewegende lijnen, nogal wild. Rechtsonder stond een onleesbare naam. Als eerste bekeek Caroline de achterkant. Er zat een etiket op met de naam van een kunsthandel uit Düsseldorf, een naam die ze wel kende.
‘Ik kan het niet meteen thuisbrengen, maar het is zeker de moeite waard om er eens beter naar te kijken.’ Margreet bood thee aan en ze had heerlijke petitfours op een schaaltje neergelegd. Caroline bedankte, de gastvrouw nam er twee.
‘Weet je, ik vind het zo aardig dat je bent gekomen. Ik heb een verrassing voor je, ik heb twee kaartjes voor de Mattheus in Naarden. Misschien overval ik je ermee, het is op Palmzondag al. Heb je zin om mee te gaan? Mark Rutte komt daar ook altijd’.
Niet vanwege Rutte maar Caroline had een godschuwelijke hekel aan de passiemuziek van J.S.Bach. Die langzame zee van klanken die maar voort klotst, uren lang. Ze was er als kind al mee naar toe genomen, in Musis in Arnhem, omdat het zoontje van vrienden van haar ouders meezong in het jongenskoor. Ze had de stoelen om zich heen wel tien keer geteld, ze had de achterhoofden van de mensen die voor hen zaten uitvoerig bestudeerd. Het duurde en duurde maar, die koralen werden keer op keer herhaald. Haar moeder hield haar het tekstboekje onder haar neus, ze moest meelezen, dat afschuwelijke masochistische lijdensverhaal.
‘Nee dank je Margreet. Op Palmzondag ga ik altijd iets leuks doen met mijn dochter. Die is wel toe aan een verzetje’, verzon ze ter plekke.
Toen ze pas in Bussum woonde kreeg mijn vriendin Caroline een boekje in handen van de Volksuniversiteit. Er stonden de cursussen in die in de komende maanden gegeven zouden worden. Veel talen en praktische zaken zoals budgetbeheer en het maken van cupcakes, ook zoiets als ‘Mandela training’ en ‘Balans in de ziel’. Carolines oog bleef hangen bij een cursus ‘Lessen van de filosofie’. Er zou aandacht worden besteed aan verschillende oude en nieuwe filosofen en vooral aan het nut dat al die filosofische arbeid had opgeleverd. Ze had tijdens haar vele kunstopleidingen hier en daar wel eens iets geleerd over het onderdeel filosofie maar er niets van onthouden. Caroline was meer praktisch ingesteld en jaren bezig geweest met vragen als: ‘hoe verdien ik mijn eigen geld’, ‘hoe ontkom ik aan deze enge relatie’, ‘hoe kom ik aan een prettige woning’ en ‘hoe houd ik mijn hoofd boven water’.
Toen ze de antwoorden op die vragen had gevonden en in de praktijk had kunnen brengen was ze al een eind in de zestig en eindelijk toe aan wat bezinning: waarom doe ik dit allemaal.
Er waren tien cursisten, onder wie een wat klef echtpaar en drie bebrilde spichtige jonge mannen in slobbertruien. Een tamelijk omvangrijke vrouw van ongeveer haar leeftijd kwam naast haar zitten, ‘Ik zie je heel soms op de markt en in de bibliotheek en vind je er altijd zo smaakvol uitzien, ik heb altijd kennis met je willen maken en nu is het dan zover’. Ze heette Margreet en deed iets in het ziekenhuis. Caroline liet haar lekker kletsen en wachtte rustig af.
De docnet was veel jonger dan ze had gedacht, een knappe man met mooi donker golvend haar. Hij begon met het stellen van een aantel vragen, waarop door sommige deelnemers aarzelend werd geantwoord. Het bleek dat veel van hen al een hele serie cursussen op het gebied van filosofie hadden gevolgd, ze beheersten het jargon en wisten het verschil tussen Kant en Hegel.
Caroline zweeg en luisterde, ze had nog nooit nagedacht over de vraag over het nut van tijd, of de rol van het noodlot in haar leven. Margreet wel, die had heel veel aan de lessen van de filosofen, daardoor stapte ze elke ochtend monter uit bed en kon ze tegenslagen makkelijker verwerken.
‘En jij’, vroeg de docent aan Caroline, ‘wat helpt jou om tegenslagen op te vangen?’ Tja, hoe deed ze dat? Een borrel inschenken, dacht ze, haar dochter bellen – tenminste als ze geen ruzie hadden gehad, de berging opruimen. Ja dat laatste hielp nog het meest.
De docent hield een heel verhaal over kleine en grote levens, hoe we ons kunnen verliezen in het kleine leven en blind zijn voor de grote levensvragen die ieder van ons tegenkomt en waar de filosofie een antwoord op probeert te geven.
‘Maar ik ben echt opgelucht als de berging weer is opgeruimd de overbodige spullen zijn weggedaan en ik weer alles kan vinden.
De docent hield een heel betoog over de menselijke neiging om te ordenen. De chaos om ons heen is zo enorm, maakt ons zo angstig dat we houvast zoeken aan de orde in de keukenla. Margreet knikte.
Ja, dacht Caroline, houvast, maar vooral om de kurkentrekker blindelings te kunnen vinden.
Het was mei 1910, de Britse koning Edward VII was rustig en kalm overleden en werd met veel ceremonieel begraven in Windsor. Voor de plechtige uitvaart waren staatshoofden en koninklijke gasten naar Londen gekomen. Er zijn van de begrafenisstoet oude journaalbeelden bewaard gebleven. Plechtig rijden de koninklijke gasten te paard in de stoet, de helmen met prachtige pluimen bewegen op en neer. De dames zijn verstopt in negen ouderwetse koetsen.
Negen monarchen poseerden op kasteel Windsor voor de fotograaf, Deze afbeelding ging de hele wereld over; nooit meer zouden zoveel vorsten bij elkaar komen. We zien zitten de Spaanse koning Alfonso XIII, de nieuwe Britse koning George V en de Deense koning Fredrik VIII. Staand van links naar rechts: koning Haakon VII van Noorwegen, tsaar Ferdinand van Bulgarije, koning Manuel II van Portugal, keizer Wilhelm II van Duitsland, koning George I van Griekenland en koning Albert I van België. Allemaal gekleed in militaire uniformen voorzien van prachtige versierselen en een brede sjerp.
Toen jaar later zouden alleen de koningen van Engeland, Noorwegen en België nog rustig op hun troon zitten. Koning Alfonso van Spanje was verwikkeld in koloniale oorlogen en politieke spanningen, een militaire dictatuur dreigde, de koning zou in 1931 afreden. Ferdinand van Bulgarije raakte betrokken bijn de Balkanoorlogen en koos in de Eerste Wereldoorlog voor de verkeerde partij, in 1918 moest hij aftreden en werd verdreven uit zijn land. De monarchie in Bulgarije werd in 1946 afgeschaft. In Portugal gebeurde dat al in 1913, koning Manuel II moest het land verlaten en zocht zijn heil in Engeland waar hij door koning George V hartelijk werd ontvangen. De keizer van Duitsland moest zijn land verlaten na de nederlaag van zijn legers in november 1918 en mocht van koningin Wilhelmina in Doorn gaan wonen en hout gaan hakken. Koning George van Griekenland was razend populair in zijn land zeker toen hij grote gebieden aan het grondgebied wist toe te voegen als gevolg van de Balkanoorlogen. Maar in het altijd onrustige land waren ook tegenstanders van de monarchie, een van hen pleegde in 1913 een aanslag op de vorst, hij overleed op 18 maart in Thessaloniki. Koning Albert van België zou in 1934 onder nooit opgehelderde omstandigheden van een rots in de Ardennen zijn gevallen, nog altijd voer voor complotdenkers. Koning Frederik VIII van Denemarken overleed ook onder opmerkelijke omstandigheden. Op de terugreis van Nice naar Kopenhagen verbleef hij incognito in een deftig hotel in Hamburg. Hij ging in de avond nog een wandeling maken en viel bij de haven in elkaar, waarschijnlijk een hartaanval. Omstanders brachten hem naar het ziekenhuis maar de onbekende man van 69 was niet meer te redden. Omdat hij geen papieren bin zich droeg werd zijn lichaam naar het mortuarium gebracht. Pas de volgende dag werd duidelijk om wie het ging en werd de koning alsnog met alle eer naar Kopenhagen vervoerd. De plek aan de haven waar de koning onwel was geworden was vlak bij een destijds beroemd bordeel, zodat de roddelpers destijds genoeg had om over te schrijven.
Een opmerkelijke afwezige op de foto van de negen monarchen was de keizer van Oostenrijk, de oude Franz-Jozef had zijn kroonprins Frans-Ferdinand gestuurd. Ook de tsaar van Rusland, een neef van koning George V, was afwezig, ook hij liet zich vertegenwoordigen door een familielid. De koningen van Zweden, van Italië en Roemenië ontbraken en natuurlijk onze koningin Wilhelmina. De relatie tussen d Oranjes en het Britse koningshuis was al decennia niet zo best, nadat in 1814 de verloving van kroonprins Willem II met de Britse prinses Charlotte onverwachts was verbroken. Wilhelmina zou ook niet zo gepast hebben tussen al dat militaire vertoon. In veel landen keek men toch nog vreemd aan tegen een vrouw op de troon. Haar prins-gemaal prins Hendrik werd gestuurd en hij mocht plaats nemen bij de afdeling ‘overige gasten’, waar ook een vertegenwoordiger van Ottomaanse rijk zat, vertegenwoordigers van veel kleine Duitse vorstendommen en landen als Servië en Montenegro. Ook is er president Roosevelt van de Verenigde Staten en zelfs de vorstenhuizen van Japan en Perzië hebben een vertegenwoordiger gestuurd.
Verkenning, de Bellamy-buurt Een frisse neus halen op de fiets en eens goed rondkijken in een buurt die ik niet goed ken, de Bellamy-buurt tussen de Kostverlorenvaart en de Bilderdijkkade.
Ik fiets in een deel van Oud-West dat nog niet heel sterk is veranderd. Waar je nog huisjes uit het begin van de 19e eeuw aantreft, dorps nog, waar nog niet alles is opgeknapt, waar de 21e eeuw nog ver weg lijkt. Aan de randen van het gebied zie je de nieuwe stad verschijnen. De komst van De Hallen heeft nieuwe mensen aangetrokken en nieuwe hoogbouw, mooi ingepast in de oude buurt. Aan de overkant van de kade staat de Westermoskee, een fraaie poging om een islamitisch gebedshuis aan te passen aan de Amsterdamse bouwstijl.
“Aangenaam, mijn naam is Francis en sinds kort ben ik werkzaam voor Radicale vernieuwing zorgonderwijs”. Francis gaat de communicatie verzorgen voor deze radiale vernieuwingsbeweging en begint haar boodschap met het zeer ouderwetse en formele ‘Aangenaam’.
Mijn jonge cursisten kijken me vreemd aan als ik het ga hebben over voorstellen. Hoe je dat aanpakt. “Nou, dat doe je gewoon. Je zegt ‘hoi’ en je praat wat.” Dat daar vroeger hele boeken over werden geschreven. Dat er regels voor zijn, over wie aan wie mag worden voorgesteld en wat je dan moest zeggen vinden ze nodeloos ingewikkeld. En gelijk hebben ze want wat was het een gedoe.
Wij leerden dat eind jaren vijftig nog, bijvoorbeeld tijdens de dansles bij Meijer et Fils in Rotterdam. We kregen dan echt les in etiquette. Een jongere wordt voorgesteld aan een oudere, een lagere aan een hogere, een heer aan een dame – maar rang gaat boven geslacht of leeftijd. Je gaat staan, knoopt je jasje dicht, geeft een stevige hand – niet knijpen – kijkt de ander aan en zegt goed verstaanbaar je voor en achternaam. Je knikt en probeert de naam van die ander te onthouden. En je zegt niet ‘aangenaam’, dat doen alleen mensen die niet weten hoe het hoort.
Soms hoor je het nog, dat ‘aanganaam’. Van mij mag het.