Ik kan me er niets van herinneren, maar in maart 1945 ik reisde met mijn moeder en mijn drie jaar oudere broertje onder barre omstandigheden van een klein dorp in het Ertsgebergte naar het ziekenhuis in Assen. Elf maanden was ik, aan een stuk door koortsig en aan de diarree. Heel soms vertelde mijn moeder er over, maar de details hoorde ik pas veel later van haar broer, mijn oom Dirk.
Zoals veel NSB-vrouwen was mijn moeder in september 1944 na Dolle Dinsdag per trein naar Duitsland gegaan, bang voor een snelle opmars van de geallieerden. Ze reisde samen met haar schoonzusje naar Potsdam bij Berlijn waar Dirk als ingenieur werkte bij de Arado vliegtuigfabriek. Tante Bette had Cora mee, haar dochtertje dat net zo oud was als ik.
Maar Berlijn werd hevig gebom-bardeerd, Dirk werd overgeplaatst naar een veiliger oord, Landeshut, een klein stadje in Silezië waar een, deels ondergrondse, fabriek van Arado was. En daar buiten de stad, in een soort vakantiehuisje, brachten we de de winter door. Het was moeilijk om voldoende melk te krijgen voor mij en mijn nichtje; gelukkig was er genoeg hout om de kachel mee te stoken waarop ook gekookt werd.
Mijn vader zat ver weg. In dienst van de Wehrmacht verbleef hij Twente, vaak ook in Rheine in Duitsland. Om de paar weken kwam er post, met potlood geschreven brieven die vertelden dat alles goed ging. In januari 1945 kreeg hij bij het schoonmaken van een geweer een ongeluk, een schot onder zijn oksel. Ernstig gewond werd hij opgenomen in het ziekenhuis, eerst in Zwolle, later, om te herstellen in Assen. Alles leek goed te gaan tot er begin maart infectie bij de wond kwam. De Duitsers beschikten nog niet over penicilline. Hij werd steeds zieker en zijn meerdere stuurde een telegram naar oom Dirk: overkomst van echtgenote dringend gewenst.
De toestand in Duitsland begon al chaotisch te worden. In het oosten rukten de Russen op, miljoenen vluchtelingen zochten een veilig heenkomen. De Amerikanen en Canadezen waren al over de Rijn, het zou niet lang meer duren voor het Derde Rijk zou ineenstorten. Steden en fabrieken werden dagelijks gebombardeerd. Treinen reden helemaal niet meer of moesten lange omwegen maken. Drie dagen deed mijn moeder er over om naar Bad Bentheim te komen. De reis met de twee kleine kinderen was moeilijk, voedsel was er nauwelijks, nergens was er ruimte om een baby te verschonen, melk was niet te krijgen. Met een vrachtauto kwam ze de volgende dag tot Beilen. Assen was nog maar 20 kilometer, maar er was geen vervoer meer te krijgen. Uiteindelijk kon ze met paard en wagen mee naar Assen, een veekoopman ging zijn ouders bezoeken. ’s Avonds, al al na spertijd kwam ze in het ziekenhuis in Assen aan.
Mijn vader stief drie dagen later, hij werd begraven in Groningen waar mijn moeder met ons kon logeren bij een bekende om wat op verhaal te komen. Half april werd Groningen bevrijd. Terwijl de stad feest vierde werd mijn moeder opgepakt en naar Utrecht gebracht, haar laatste woonplaats in Nederland.
Waar ik verbleef tot 1947 weet ik niet. Waarschijnlijk zat ik in een kindertehuis. Iemand moet voor me gezorgd hebben, me hebben gewassen en aangekleed. me hebben gevoed en hebben leren lopen …
Laatste brief van mijn vader aan zijn moeder in Rozendaal:
Assen 15 -2-’45
Lieve Moeder,
Het was allang mijn bedoeling geweest even bij u langs te komen, doch door verschillende omstandigheden was dit tot nu toe niet mogelijk. Vorige week ben ik nog 3 dagen met verlof naar Alkmaar geweest, daar was alles best. Zojuist ontving ik 20 brieven tegelijk van Oll + een kerstpakketje. De laatste brief was van 20 Jan. En alles was goed. Vooral met de kinderen ging het zoo fijn! D. is een ondeugende bengel en heeft al een dikke ronde bol. Willem schijnt ook een hele lieve jongen te worden. Ze had nu een eigen huisje gekregen. Maar ja, maar afwachten of ze er nog zit, misschien is ze wel weer op weg naar Holland. Nu Moeder ook de groeten aan Tante en de Zuster en veel liefs toegewenscht door uw Kees.
Wat een heel mooie overpeinzing!
LikeLike