Mijn tante To

Meer over tante To

Ik zat die ochtend met mijn nichtje Ilse in de voorkamer aan tafel. We waren iets aan het knutselen met schaar en lijmkwast, veel verfkwasten ook. Een achtergrond voor een toneelstukje moest het worden, donkere dennenbossen, op de achtergrond een huisje met een lichtje. Het zou erg mooi worden. Tante To vond het heerlijk als we zo bezig waren. Dat het kleed onder de tafel bezaaid raakte met papiersnippers gaf niets, ‘dat ruimen we vanmiddag wel weer op’.
De bel ging. Een buurvrouw was haar sleutel vergeten en kon haar huis niet meer in. Tante To en de buurvrouw, een wat oudere dame met lang grijs haar, overlegden in de gang. Wij stopten met schilderen en luisterdan gespannen toe. Hoe los je zoiets op?
Tante To en de buurvrouw liepen naar de grote slaapkamer en bekeken het kleine balkon aan de achterkant. Daarnaast was het balkon van de buurvrouw. ‘Je zou makkelijk naar jouw balkon kunnen klimmen’, zei tante To. ‘Is die deur open naar de kamer.’ Ja, de deur zat niet op slot, als ze op dat balkonnetje was zou ze zo naar binnen kunnen. Maar ja, het was wel op twee hoog, dan klim je niet zo maar van het ene balkon naar het andere …
Maar tante To deed het, zonder te aarzelen. Ze schopte haar schoenen uit, hees haar rok op en stapte over de railing van het eigen balkon, hield zich vast aan de spijlen en stond wat wankelend op de rand, schuifelde opzij en even later klom ze op het balkon van de buurvrouw. Wij stonden ademloos toe te kijken. Dat ze dat durfde! Maar de buurvrouw kon haar huis weer in.
Even later kwam tante To via de voordeur weer terug. ‘Niet aan oom Hans vertellen hoor, die vindt het vast niet verstandig. Maar je moet je buren toch helpen.’
En zo steeg tante To nog meer in mijn achting. Oom Hans kreeg pas veel later te horen waft ze had gedaan. Hij was niet eens boos, hoorde ik maar juist trots op zijn eigenzinnige vrouw. Mijn nichtje Ilse schaamde zich soms voor haar moeder die dingen deed die andere moeders nooit deden.
Zo was ze altijd aardig voor de zigeunervrouwen die verderop bij de haven in een kamp woonden. Ze kwamen regelmatig langs bij de huizen in de buurt om te vragen of er nog kleding over was. Bij de meeste flats ging dan de deur meteen weer dicht maar tante To nodigde de vrouwen naar binnen. Ze kregen thee en ze gingen weg met een oude sloop gevuld met de kleding van de meisjes die niet meer paste en ook met oude schoenen en een nooit gedragen jas van oom Hans.
De volgende dag kwam een van de vrouwen langs met zelfgebakken koekjes om haar te bedanken.

Een kerstvakantie bij oom Hans en tante To

Zomer in Arnhem-Zuid

In de lange zomervakanties was mijn pleegopvang gesloten en moest ik ondergebracht worden bij familie elders in het land. Ik was een jaar of acht toen ik opnieuw mocht logeren bij oom Hans en tante To. Ik sliep in het kleine zijkamertje dat vooral diende als opslagruimte, ik lag met mijn hoofd tussen oude rollen behang. Het was vaak mooi weer en met mijn nichtjes Tineke en Ilse maakte ik een fietstocht naar Elden, toen nog een lief klein boerendorp, nu ingekapseld door de buitenwijken van de stad. Ik mocht de fiets lenen van een buurjongen, eigenlijk net iets te hoog voor me, maar als ik een beetje scheef op het zadel zat kon ik net bij de trappers.
We moesten net buiten het dorp een scherpe bocht maken en daar gleed ik onderuit en kwam ik tot grote hilariteit van de meisjes in een sloot terecht. Er stond niet veel water in, wel veel modder, mijn schoenen, kousen en korte broek zaten onder.
Als ik thuis bij tante Bé mijn kleren vies maakte kreeg ik altijd vreselijk op mijn kop. Ik vreesde dus het ergste maar toen we boven kwamen en tante To mijn modderkleren zag begon ze hartelijk te lachen. Wat wen opluchting. Zo konden grote mensen dus ook reageren. In de badkamer – met een lavet – werd ik schoongeboend en de rest van de dag liep ik in mijn onderbroekje in huis, daar zat ik niet mee. Mijn kleren werden gewassen, de schoenen wreef ik zelf schoon met een oude doek.

Elden

Aan de rand van de nieuwe buurt was nog een groot stuk grond dat nog niet bebouwd was. In de verte zag je de stad en de Rijnbrug. Een fotograaf had daar in de openlucht een kleine studio opgezeten met een echte grote camera. Hij nodigde voorbijgangers uit om te komen poseren. Ze kregen cowboy- of indianenkleren aan en gingen zo op de foto. Op de achtergrond een doek met blokhut, wilde paarden en bergen. De fotograaf zag er zelf ook imposant uit, hij had lang haar en een flinke snor. Ik keek mijn ogen uit. Ook ik wilde wel. Ik wachtte op mijn beurt, kreeg een hoed op een geweer in mijn handen gedrukt door een assistent die ook al zo’n prachtige snor droeg. Ik moest op een formuliertje mijn adres invullen, de foto zou dan twee dagen later bezorgd worden.
Inderdaad kwamen de twee heren twee dagen later aan de deur, net na het eten, oom Hans was thuis. Die foto moest natuurlijk wel betaald worden. Een gulden vijftig maar liefst. Oom Hans wikkelde de transactie af en keek heel boos naar mij. Hij had het over ‘verantwoordelijkheid’ en ‘consequenties’, begrippen die ik nauwelijks kende, maar ik begreep dat hij boos was omdat ik zomaar een foto had laten maken. ‘Maar een leuke foto’, zei tante To tot mijn opluchting.

Arnhem-Zuid, 1952

Over Wllm Kalb

schrijver, lezer, docent - focus: taal, geschiedenis, fotografie, Duits(land), muziek en films uit de jaren '20 - '50
Dit bericht werd geplaatst in Duitsland, Feiten en meningen, jeugdherinneringen en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie