‘Die sloeg dan voor z’n rijexamen’, aldus deze week een politiewoordvoerder op radio 1 in een toelichting bij het nieuws over fraude van rijschoolhouders. Ik schreef het snel op, op de rand van de krant die ik net las. Ik moest even nadenken, wat bedoelde de man, wat hoorde ik nu? Alweer iemand die problemen had met de vervoeging van sterke werkwoorden. Maar nu eens iemand die de sterke verbuiging ‘sloeg’ gebruikte waar het de zwakke vorm ‘slaagde’ had moeten zijn, maar bovendien iemand die ‘slaan’ en ‘slagen’ verhaspelde. De woordvoerder slaagde er niet in een goede zin te formuleren, of ‘hij sloeg er niet in’.
Het blijft lastig die onregelmatige werkwoorden in de onvoltooid verleden tijd. Mijn studenten scheven de meest kromme zinnen omdat ze met die sterke werkwoorden worstelden. Veel klokken horen luiden maar de klepel niet weten te vinden.
Zo zit het: ‘Hij slaagde er niet in’ van het werkwoord slagen –slaagde – geslaagd en ‘zij sloeg haar man’ van slaan – sloeg – geslagen. Maar zinnetjes als ‘dat sloeg in als een bom’ en ‘dat sloeg nergens op’ blijven kennelijk lang hangen en beïnvloeden ons gevoel voor taal, en dan komt het tot de zin uit het commentaar van de woordvoerder.
Vaak gaat het ook mis bij ‘scheppen’. Je leest dan: ‘Marquez schepte een geheel eigen wereld in zijn romans’. Maar de schrijver was niet aan het scheppen met een schop, maar aan het creëren, dan is de verleden tijd: Marquez schiep een geheel eigen wereld…’
Zie ook: De boot vaarde helemaal achteraan … http://wp.me/p1MauM-1dv
Moet dezelfde man zijn geweest die naar zijn collega woof.
LikeLike
Gelezen in een opstel (groep 8): Hij priet en loopte.
LikeLike